In deze zaak heeft Eli Lilly Nederland B.V. een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De minister heeft op 28 augustus 2025 een besluit genomen waarin maximumprijzen voor het geneesmiddel Mounjaro zijn vastgesteld, met ingang van 1 oktober 2025. Eli Lilly, als vergunninghouder en distribiteur van Mounjaro, vreest dat deze maximumprijzen zullen leiden tot een tekort aan het geneesmiddel op de Nederlandse markt, wat schadelijk zou zijn voor patiënten en de reputatie van Eli Lilly. De voorzieningenrechter heeft op 30 september 2025 geoordeeld dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter concludeert dat Eli Lilly niet voldoende heeft aangetoond dat de vastgestelde maximumprijzen onredelijke gevolgen zullen hebben en dat de belangen van Eli Lilly niet in het geding zijn. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat er geen overtuigend bewijs is dat de minister op onjuiste gronden heeft gehandeld. De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is in het openbaar uitgesproken.