ECLI:NL:CBB:2025:546
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrondverklaring accountantstuchtklacht met betrekking tot objectiviteit en vakbekwaamheid
In deze zaak heeft appellant, [naam 1], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 9 februari 2024, waarin zijn klacht tegen accountant [naam 2] ongegrond werd verklaard. De klacht betrof schending van de fundamentele beginselen van objectiviteit en vakbekwaamheid door [naam 2] tijdens een financieel onderzoek naar de administratie van twee gefailleerde ondernemingen van [naam 1]. De accountantskamer oordeelde dat [naam 2] zijn opdracht correct had aanvaard en dat er geen sprake was van een bedreiging van zijn objectiviteit. In hoger beroep werd de ontvankelijkheid van [naam 1] in twijfel getrokken, omdat hij zijn gronden één dag te laat zou hebben ingediend. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde echter dat de gronden tijdig waren ingediend, onder toepassing van de Algemene Termijnenwet. Het College beoordeelde vervolgens de hogerberoepsgronden van [naam 1], die zich richtten tegen de ongegrondverklaring van de klachtonderdelen a en c. Het College concludeerde dat de accountantskamer terecht had geoordeeld dat [naam 2] geen schending van de beginselen had begaan en dat [naam 1] niet had aangetoond dat de rapporten van [naam 2] onjuist waren. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.