ECLI:NL:CBB:2025:554

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
25/738
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en teruggave van een hond

Op 1 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De zaak betreft een last onder bestuursdwang die op 19 augustus 2025 door de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is opgelegd aan de verzoeker, die niet het voorgeschreven voer voor zijn hond in huis had. De Landelijke Inspectie Dierenwelzijn (LID) had vastgesteld dat verzoeker niet voldeed aan het behandelplan dat hem was opgelegd. Ondanks dat verzoeker het behandelplan per e-mail had ontvangen, had hij niet aangetoond dat hij het benodigde voer had aangeschaft. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris geen begunstigingstermijn hoefde te geven, omdat de last was opgelegd ter voorkoming van herhaling van de overtreding.

Daarnaast zijn er in de periode van eind augustus tot begin september 2025 nieuwe overtredingen vastgesteld door de LID, wat de staatssecretaris in staat stelde om de hond opnieuw in bewaring te nemen. Verzoeker had belang bij de teruggave van zijn hond, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de gezondheid van de hond zwaarder woog. De staatssecretaris heeft toegezegd om verzoeker uiterlijk 3 oktober 2025 te informeren over de voorwaarden voor teruggave van de hond, waarbij verzoeker een redelijke termijn krijgt om hierop te reageren. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/738
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2025

Voorzieningenrechter: mr. D. Brugman

Griffier: mr. A.M. Slierendrecht

Partijen

[naam 1], te [woonplaats] (verzoeker), vertegenwoordigd door mr. T.C. Lensen
en
de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, vertegenwoordigd door mr. [naam 2] en N. Adams

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de last onder bestuursdwang die de staatssecretaris op 19 augustus 2025 heeft opgelegd niet onrechtmatig is. Daarvoor acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. Op 14 augustus 2025 is hond [naam 3] aan verzoeker teruggegeven, nadat hij eerder in bewaring was genomen. De Landelijke Inspectie Dierenwelzijn (LID) heeft bij die teruggave vastgesteld dat verzoeker niet het voer in huis had dat was voorgeschreven in het behandelplan. Dit behandelplan was bekend bij verzoeker. Op 11 augustus 2025 is tegen hem gezegd dat hij het behandelplan per e-mail zou ontvangen en dat het naleven van het behandelplan essentieel was. Op 12 augustus 2025 heeft verzoeker het behandelplan per e-mail ontvangen. Hij had daarom de tijd om het voer dat het behandelplan voorschreef in huis te halen, of in ieder geval iets gelijkwaardigs. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij dit heeft geprobeerd. Daarmee was er sprake van een overtreding. De staatssecretaris hoefde verder geen begunstigingtermijn aan de last onder bestuursdwang te verbinden, omdat het gaat om een last ter voorkoming van herhaling en de last ziet op het voer dat voor [naam 3] in huis moest zijn.
2 In de periode van eind augustus tot begin september 2025 heeft de LID nieuwe overtredingen vastgesteld. De staatssecretaris mocht [naam 3] daarom opnieuw in bewaring nemen.
3 Verzoeker heeft een belang bij teruggave van [naam 3] omdat hij aan hem is gehecht en omdat de bewaring geld kost. Dit leidt niet tot een ander oordeel, omdat het belang van de gezondheid van [naam 3] ook groot is. Uit de rapporten van de LID blijkt dat de gezondheid van [naam 3] niet goed was.
4 De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij aan het eind van de week (dus uiterlijk 3 oktober 2025) een brief stuurt aan verzoeker, waarin staat wat hij moet doen om [naam 3] terug te krijgen. Verzoeker moet een redelijke termijn krijgen om daarop te reageren (de voorzieningenrechter denkt aan één of twee weken). Als verzoeker opteert voor teruggave, moet hij zich realiseren dat hij goed moet letten op de voorwaarden die in de brief zijn gesteld en zich daar ook aan moet houden.
5 De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. D. Brugman w.g. A.M. Slierendrecht