Overwegingen
1. Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2 Naar aanleiding van een signaal van 20 november 2024 van de Orde van Advocaten dat de enige aandeelhouder, [naam 4] ( [naam 4] ), van de twee rechtspersonen was overleden, de erfgenamen de erfenis hebben verworpen en niemand bevoegd is de rechtspersonen te vertegenwoordigen, heeft de KvK besloten tot inschrijving van de opheffing van deze twee rechtspersonen. Vervolgens heeft de KvK besloten deze twee rechtspersonen te ontbinden en heeft dit voornemen gepubliceerd in de Staatscourant. Omdat niemand heeft gereageerd is de KvK met de ontbindingsbesluiten daadwerkelijk overgegaan tot ontbinding (op grond van artikel 2:19a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
3 Met het bestreden besluit heeft de KvK het tegen de ontbindingsbesluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat [naam 1] geen belanghebbende is bij deze besluiten.
4 [naam 1] voert aan dat de aandeelhouders van de twee rechtspersonen de [naam 5] en [naam 6] zijn en dat hij als gevolmachtigde van die aandeelhouders en daarnaast persoonlijk als Procurator Generaal van de [naam 5] rechtstreeks geraakt is door de ontbindingsbesluiten. Als Procurator Generaal is hij belast met juridische en fiduciaire verantwoordelijkheden die door de ontbinding van de rechtspersonen onmogelijk worden gemaakt. [naam 1] verzoekt onder meer om schorsing van de ontbindingsbesluiten en een aantekening in het handelsregister dat het dossier in onderzoek is omdat er een voorlopige voorzieningen-/beroepsprocedure loopt.
5 De KvK stelt zich op het standpunt dat [naam 1] geen belanghebbende is bij de ontbindingsbesluiten en dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter
6 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in dit geval een voorlopige voorziening te treffen en licht dit hieronder toe.
7 Gebleken is dat in het Handelsregister bij beide rechtspersomen de opmerking ‘dossier in onderzoek wegens ingediend beroep’ is opgenomen (zie ook artikel 2:19a, achtste lid, van het BW). Hiermee is al voldaan aan één van de vele verzoeken van [naam 1] , namelijk die van de vermelding in het register dat er een procedure loopt tegen de ontbindingen.
8 De voorzieningenrechter kan niet vaststellen dat de stellingen van [naam 1] en de door hem ingediende documenten inderdaad leiden tot het oordeel dat hij, danwel als gevolmachtigde van de aandeelhouders van de [naam 5] en/of de [naam 6] , danwel persoonlijk, rechtstreeks geraakt wordt door de ontbindingsbesluiten.
9 Er kan niet worden vastgesteld dat de [naam 5] en de [naam 6] aandeelhouder zijn (geworden) van de twee rechtspersonen. Uit de verschillende uittreksels van de KvK volgt immers dat [naam 4] de enige aandeelhouder was. Er is niet gebleken dat deze uittreksels niet juist waren of dat [naam 4] de aandelen overgedragen zou hebben aan de [naam 5] dan wel de [naam 6] . [naam 1] heeft gesteld dat [naam 4] al zijn bezittingen, waaronder de twee rechtspersonen, heeft overgedragen aan de [naam 5] en/of de [naam 6] maar heeft dat niet concreet gemaakt of onderbouwd. In verband met de positie van gevolmachtigde van de [naam 5] en de [naam 6] verwijst [naam 1] naar een volmacht van 15 juni 2015. Die bevindt zich niet in het dossier. [naam 1] heeft wel ingediend een benoeming tot Procurator door [naam 4] van 1 juni 2015, maar daar kan de eerder genoemde positie van gevolmachtigde niet uit worden afgeleid.
10 De stelling van [naam 1] dat hij in zijn persoonlijk belang is geraakt door de ontbinding, is evenmin onvoldoende onderbouwd. In dit verband wijst [naam 1] op een stuk met de titel “Concordat according to international law concerning the establishing of superior procurator general associated to international law (an Eccleslastical Body Sole)” van 14 juli 2020. Bij dat stuk, opgesteld na het overlijden van [naam 4] , wijst [naam 1] zichzelf aan als Procurator Generaal van, onder meer, de [naam 5] , de [naam 6] en de twee rechtspersonen. De betekenis en de geldigheid daarvan naar Nederlands recht is onduidelijk gebleven en, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet op eenvoudige wijze vast te stellen.
11 Hetgeen [naam 1] heeft aangevoerd over de noodzaak van een voorlopige voorziening, tenslotte, is erg algemeen en niet concreet gemaakt of onderbouwd met stukken. Zo stelt hij dat de rechtspersonen nog betrokken zijn bij andere rechtszaken, maar blijft onduidelijk waarom daaruit voortvloeit dat niet gewacht kan worden tot de behandeling van het beroep. Dat er mogelijk nog baten zijn – hetgeen overigens ook niet sluitend is onderbouwd – en een belang om het gestolen archief terug te halen, maakt ook niet dat niet gewacht kan worden tot behandeling van het beroep. Zoals de KvK heeft toegelicht ter zitting, is een gevolg van ontbinding dat gestart kan worden met de vereffening en staat deze vereffening er niet aan in de weg om een archief terug te halen of de baten veilig te stellen.
12 Gezien deze onzekerheid over de feiten en een onvoldoende duidelijk spoedeisend belang aan de ene kant en het belang van de KvK om een betrouwbaar register beschikbaar te stellen aan derden aan de andere kant, acht de voorzieningenrechter het niet aangewezen om een voorlopige voorziening te treffen.
13 De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.