In deze zaak heeft de onderneming hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete was opgelegd voor het vervoeren van een rund dat niet geschikt was voor transport. De rechtbank had de boete gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn, maar verwierp de overige beroepsgronden van de onderneming. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had de onderneming een boete van € 3.000,- opgelegd, omdat een toezichthoudend dierenarts van de NVWA op 18 juni 2021 een rund met ernstige verwondingen had aangetroffen op de verzamelplaats van de onderneming. Het rund was niet in staat om zich pijnloos te bewegen, wat in strijd was met de Wet dieren en de Transportverordening. Tijdens de zitting op 1 oktober 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de aangevallen uitspraak bevestigd. Het College oordeelde dat de onderneming een overtreding had gepleegd door het rund voor verder transport aan te bieden, en dat de verklaring van de eigen dierenarts niet voldoende was om aan te tonen dat het rund transportwaardig was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.