ECLI:NL:CBB:2025:645

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
24/1023
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concessieverlening openbaar vervoer tram en bus in de regio Utrecht Binnen

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 9 december 2025, wordt de concessieverlening voor het openbaar vervoer in de regio Utrecht Binnen besproken. De concessie, verleend door de gedeputeerde staten van Utrecht aan Transdev Nederland Mobility Services N.V., werd aangevochten door Qbuzz B.V. en Qbuzz Groningen Utrecht B.V. Qbuzz had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun inschrijving en verzocht om opschorting van de concessieverlening. De voorzieningenrechter had eerder dit verzoek afgewezen. Het College oordeelt dat de beoordelingscommissie deskundig was en dat er geen sprake was van een irreële inschrijving van Transdev. Qbuzz betoogde dat de beoordelingscommissie niet over de juiste expertise beschikte en dat de inschrijving van Transdev niet haalbaar was. Het College concludeert dat de beoordelingscommissie voldoende informatie had om de inschrijvingen te beoordelen en dat de motivering van de gunningsbeslissing voldoende was. De beroepsgronden van Qbuzz worden verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/1023

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 december 2025 in de zaak tussen

Qbuzz B.V. en Qbuzz Groningen Utrecht B.V., te Utrecht (Qbuzz)

(gemachtigde: mr. P.F.C. Heemskerk)
en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht (GS)

(gemachtigde: mr. G. Verberne)

met als derde partij

Transdev Nederland Mobility Services N.V., te Hilversum (Transdev)

(gemachtigde: mr. J.F. van Nouhuys)

Procesverloop

Met het besluit van 11 juni 2024 (concessieverlening) heeft GS de concessie ‘Utrecht Binnen’ (concessie) op grond van artikel 21 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000) verleend aan Transdev en de inschrijving van Qbuzz afgewezen.
Qbuzz heeft hangende bezwaar de voorzieningenrechter verzocht de concessieverlening op te schorten tot op het bezwaar is beslist.
Met het besluit van 4 december 2024 (bestreden besluit) heeft GS het bezwaar van Qbuzz tegen de concessieverlening ongegrond verklaard.
Daartegen heeft Qbuzz beroep ingesteld bij het College.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, dat na het nemen van het bestreden besluit gelijk is gesteld met een verzoek dat hangende het beroep wordt gedaan, in zijn uitspraak van 16 januari 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:16) afgewezen.
Qbuzz heeft de voorzieningenrechter nog een keer verzocht de concessieverlening op te schorten tot op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek met zijn uitspraak van 5 augustus 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:411) ook afgewezen.
GS heeft een verweerschrift ingediend. Transdev heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven. Qbuzz heeft de gronden van haar beroep aangevuld.
GS heeft medegedeeld dat alleen het College kennis mag nemen van bepaalde stukken die het aan het College heeft overgelegd. Qbuzz en Transdev hebben desgevraagd hiervoor toestemming gegeven en te kennen gegeven geen beslissing van het College te willen naar aanleiding van die mededeling.
De zitting was op 16 september 2025. Aan de zitting hebben genoemde gemachtigden deelgenomen. Verder hebben aan de zitting deelgenomen voor Qbuzz: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , voor GS: mr. P.W. Juttman en [naam 4] , en voor Transdev: mr. G.J. van Midden en [naam 5] .
Na sluiting van het onderzoek heeft Qbuzz een brief ingediend, waarbij Qbuzz heeft verwezen naar een brief van GS van 12 november 2025 (Statenbrief) over de start van de concessie van Transdev, en vanwege onder meer de inhoud van de Statenbrief verzocht het onderzoek te heropenen. Het College heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

Inleiding
1.1
De concessieverlening ziet op het openbaar vervoer met tram en bus in de regio Utrecht Binnen. De concessie gaat in op 14 december 2025 en heeft een looptijd van 10 jaar. Een van de doelen van de aanbesteding is een duurzame concessie waar mogelijk, met daarbij als eis 100% zero emissie in 2028.
1.2
Een multidisciplinaire beoordelingscommissie (beoordelingscommissie) heeft de kwalitatieve beoordeling van de inschrijvingen van Qbuzz en Transdev voor de concessie Utrecht Binnen uitgevoerd. De beoordelingscommissie heeft aan de inschrijving van Qbuzz 65,5 punten en aan de inschrijving van Transdev 86,5 punten toegekend. Daarmee behaalde Transdev het hoogste aantal punten. Qbuzz behaalde het op één na hoogste aantal punten. De beoordelingscommissie heeft GS geadviseerd de concessie te gunnen aan Transdev. GS heeft overeenkomstig dit advies de concessie aan Transdev verleend. Met het bestreden besluit heeft GS de concessieverlening aan Transdev en de afwijzing van de inschrijving van Qbuzz gehandhaafd onder verwijzing naar het advies van de Awb-adviescommissie (bezwaarcommissie) van 28 november 2024.
1.3
Qbuzz is het niet eens met de concessieverlening aan Transdev en met de afwijzing van haar inschrijving.
1.4
Voor deze procedure zijn met name van belang de punten die Qbuzz en Transdev hebben gekregen voor gunningscriterium G1.1 Vervoersplan (Qbuzz 16 punten en Transdev 18 punten), voor gunningscriterium G2 Materieel- en transitieplan ZE (Qbuzz 4 punten en Transdev 16 punten) en voor gunningscriterium G4 Toegankelijkheid- en inclusiviteitsplan, (Qbuzz 1 punt en Transdev 4,5 punten).
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling van het College
Deskundigheid beoordelingscommissie
3.1
Qbuzz heeft als meest verstrekkende beroepsgrond aangevoerd dat de beoordelingscommissie niet deskundig is en GS om die reden de concessieverlening aan Transdev en de afwijzing van de inschrijving van Qbuzz niet op het advies van deze commissie mocht baseren.
3.2
Qbuzz heeft aangevoerd dat vaststaat dat van de 21 beoordelaars waaruit de beoordelingscommissie bestaat er geen één deskundig is op het gebied van elektriciteit of elektrisch laden. Hierdoor ontbreekt de expertise ten aanzien van gecontracteerd transportvermogen, netcongestie, het aanleggen en installeren van infrastructuur dan wel het plaatsen van batterijcapaciteit en het verkrijgen van de benodigde toestemmingen daarvoor. Aangezien met de concessie een transitie naar volledige zero emissie vloot is uitgevraagd, had het in de rede gelegen om deze expertise aan de beoordelingscommissie toe te voegen. Het is volgens Qbuzz onbegrijpelijk en feitelijk onmogelijk dat de beoordelingscommissie de inschrijving van Transdev als zeer betrouwbaar en met een goed heeft beoordeeld. Ook daarom kan geen sprake zijn van een deskundige beoordelingscommissie. De huidige beoordeling kan dan ook niet in stand blijven en de inschrijvingen zullen moeten worden beoordeeld door een nieuwe, deskundige, beoordelingscommissie.
3.3
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de Aanbestedingsleidraad onder 5.3.1 volgt dat de kwalitatieve beoordeling wordt uitgevoerd door een multidisciplinaire beoordelingscommissie bestaande uit medewerkers van en adviseurs namens de provincie, en dat de samenstelling van deze commissie per afzonderlijk toetsings- en gunningscriterium kan verschillen. Uit het beoordelingsprotocol onder paragraaf 3.1 volgt, zoals ook is toegelicht door GS, dat de beoordelingscommissie bestaat uit leden met een verschillende achtergrond en met expertise en ervaring rond het onderwerp openbaar vervoer, waaronder drie vervoerkundigen. In wat Qbuzz heeft aangevoerd ziet het College geen aanleiding te concluderen dat de beoordelingscommissie onvoldoende expertise heeft om de inschrijvingen op een adequate wijze te beoordelen. Door GS is er terecht op gewezen dat in de Aanbestedingsleidraad is gevraagd met een onderbouwing aannemelijk te maken dat de aangeboden maatregelen daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd en dat deze als effect hebben dat de doelstelling van het gunningscriterium wordt bereikt. Daarbij was, anders dan Qbuzz kennelijk voorstaat, niet vereist dat de inschrijvers op een technisch zeer gedetailleerd niveau op het gebied van elektriciteit dan wel elektrisch laden de maatregelen ten aanzien van het transitieplan naar zero emissie moesten beschrijven. Binnen dit kader heeft de beoordelingscommissie de maatregelen ten aanzien van het transitieplan naar zero emissie in de inschrijvingen beoordeeld. Gegeven dit kader was het bovendien niet vereist dat er binnen de beoordelingscommissie zeer technische specialistische kennis aanwezig was op het gebied van elektriciteit dan wel elektrisch laden.
Irreële inschrijving van Transdev
4.1
Qbuzz heeft verder aangevoerd dat de inschrijving van Transdev irreëel is. Op voorhand was duidelijk dat Transdev bij de start van de concessie in december 2025 haar inschrijving niet kon nakomen. Een irreële inschrijving is niet toegestaan, zodat GS de inschrijving volgens Qbuzz terzijde had moeten leggen. Meer specifiek heeft Qbuzz aangevoerd dat de inschrijving van Transdev voor gunningscriterium G2, die uitgaat van bijna zero emissie vanaf de start van de concessie, irreëel is omdat – samengevat weergegeven – het niet mogelijk is dat de volledige vloot zero emissie bussen van Transdev op tijd zal zijn geleverd, onvoldoende stroom beschikbaar zal zijn voor het laten rijden van deze bussen, een batterij geplaatst zal moeten worden waarvoor een vergunning zal moeten worden aangevraagd die niet snel zal worden verleend en constructies voor de laadinfrastructuur op de stallingslocaties Westraven en Huis ter Heideweg zullen moeten worden aangelegd die de exploitatie van Qbuzz zullen gaan verstoren.
4.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het College overweegt daartoe als volgt.
4.3
In de Aanbestedingsleidraad onder 3.12 Voorbehouden, sub 5, is bepaald dat het doen van een irreële inschrijving niet is toegestaan. Volgens deze bepaling is sprake van een irreële inschrijving wanneer van die inschrijving vooraf duidelijk is dat die redelijkerwijs niet kan worden nagekomen. Het is primair de taak en de verantwoordelijkheid van de aanbestedende dienst om te beoordelen of inschrijvers aan de gestelde eisen voldoen. Daarbij moet de aanbestedende dienst in beginsel uitgaan van haalbaarheid van een inschrijving. Pas bij gerede twijfel ten aanzien van de inhoud of onderbouwing van een inschrijving is de aanbestedende dienst gehouden om nader onderzoek te doen (vergelijk artikel 2:113a, tweede lid, van de Aanbestedingswet 2012; volgens de Aanbestedingsleidraad onder 1.1 wordt in het kader van de uitsluitingsgronden aansluiting gezocht bij de Aanbestedingswet 2012).
4.4
De bezwaarcommissie heeft volgens het advies kennisgenomen van de vertrouwelijke stukken en heeft de inhoud van deze vertrouwelijke stukken betrokken bij haar beoordeling. De bezwaarcommissie heeft, ten aanzien van het standpunt van Qbuzz dat er onvoldoende stroom beschikbaar zal zijn bij de start van de concessie, vastgesteld dat het document G2 Materieel- en Transitieplan ZE van Transdev de gewenste en (minimale) benodigde laadlocaties, laadvermogen en laadtechniek beschrijft, met daarbij per laadlocatie de netaansluiting, gewenste (minimale) transportcapaciteit, opstelplaatsen, laadplekken en typelader, en dat er verder mitigerende maatregelen zijn beschreven. Ten aanzien van de benodigde installatiewerkzaamheden heeft de bezwaarcommissie de inschrijvingsdocumenten ingezien en geoordeeld dat, hoewel deze niet zo gedetailleerd zijn beschreven dat inzichtelijk is op welke wijze de laadstations worden aangelegd, de beoordelingscommissie wel over voldoende informatie beschikte om te kunnen beoordelen of Transdev aan de gestelde eisen voldoet. De uit te voeren activiteiten per laadlocatie zijn beschreven in een bijlage en er zijn indelingstekeningen. Transdev is daarbij ook ingegaan op de gevolgen die bepaalde werkzaamheden hebben voor de huidige concessiehouder. Meer specifiek met betrekking tot de planning heeft de bezwaarcommissie geconstateerd dat een detailplanning deel uitmaakt van de inschrijvingsdocumenten en dat in de planning is voorzien in ruimte om tegenvallers op te vangen en dat er mitigerende maatregelen zichtbaar zijn voor uitdagingen die zich met een redelijke mate van voorspelbaarheid kunnen voordoen. Met betrekking tot het standpunt van Qbuzz dat het onmogelijk is dat Transdev met de start van de concessie de beschikking heeft over een hele vloot zero emissie bussen heeft de bezwaarcommissie eveneens geoordeeld dat de beoordelingscommissie over voldoende informatie beschikte om te kunnen beoordelen of Transdev aan de gestelde eisen voldoet.
4.5
Het College ziet, met inachtneming van de inhoud van de vertrouwelijke stukken, in wat Qbuzz heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een irreële inschrijving ten aanzien van gunningscriterium G2. Gezien de inhoud van de vertrouwelijke stukken heeft het College geen aanleiding om daar anders over te oordelen dan de bezwaarcommissie heeft gedaan, zoals weergegeven in 4.4. In aanvulling daarop overweegt het College dat, anders dan Qbuzz veronderstelt, Transdev niet heeft aangeboden om bij de start van de concessie over 110 laadpunten te kunnen beschikken op de stallingslocatie Westraven, maar over 40 laadpunten voor 35 tot 40 bussen. Dit blijkt uit het Materieel- en Transitieplan ZE van Transdev en de bijlagen bij dat plan. De stelling dat er volgens Qbuzz voor 110 laadpunten op stallingslocatie Westraven niet voldoende stroom beschikbaar is en de inschrijving om die reden irreëel is, behoeft daarom geen beoordeling. Ook geeft de overtuiging van Qbuzz dat, gelet op de praktijk, het ZE materieel niet tijdig geleverd zal zijn, geen aanleiding om te concluderen dat op voorhand duidelijk is dat de inschrijving van Transdev niet kon worden waargemaakt en dus irreëel is. Dat inmiddels is gebleken dat één leverancier van Transdev zijn contractuele verplichting om elektrische bussen te leveren niet zal nakomen en Transdev daarom een andere leverancier heeft gecontracteerd, wil op zichzelf niet zeggen dat de inschrijving van Transdev irreëel is. Uit de inschrijving van Transdev blijkt immers dat zij meerdere leveranciers, onder bepaalde voorwaarden, had gecontracteerd waardoor zij tijdige levering van het ZE materieel zou kunnen waarborgen. Dit is door de beoordelingscommissie gezien als een relatief voordeel van de inschrijving van Transdev. De stelling van Qbuzz dat zij uit eigen ervaring weet dat het krijgen van een vergunning voor plaatsen van een batterij niet zo makkelijk is, biedt evenmin grond voor de conclusie dat alleen daarom de inschrijving van Transdev irreëel is. Ook overigens heeft Qbuzz niet aannemelijk gemaakt dat de inschrijving van Transdev irreëel was.
4.6
Tot slot blijkt uit de Aanbestedingsleidraad niet dat het een gunningscriterium is dat de huidige concessiehouder de exploitatie van de concessie zonder hinder moet kunnen voortzetten, totdat de nieuwe concessiehouder tot exploitatie kan overgaan. Met de adviescommissie is het College van oordeel dat inpassing van de voorbereidingen van de nieuwe concessiehouder in de exploitatie van de huidige concessie moet plaatsvinden binnen het kader van artikel 38 van de huidige concessiebeschikking. Wat Qbuzz daarover heeft gesteld, kan dus ook niet tot een ander oordeel leiden.
4.7
Uit 4.3 tot en met 4.6 volgt dat er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat het vooraf, dus bij de inschrijving van Transdev, duidelijk was dat zij de aanbieding niet kon waarmaken. Dit betekent dat de beoordelingscommissie geen twijfel had of had hoeven hebben op basis waarvan een nader onderzoek in de rede had gelegen.
Motiveringsgebrek5.1 Qbuzz heeft tot slot betoogd dat sprake is van een motiveringsgebrek, zowel ten aanzien van de beoordeling van de inschrijving van Transdev als ten aanzien van haar eigen scores. Volgens Qbuzz heeft GS onvoldoende gemotiveerd waarom Transdev voor de gunningscriteria G1.1, G2 en G4 zoveel punten toegekend heeft gekregen en Qbuzz minder.
5.2
GS heeft zich op het standpunt gesteld dat de eisen die worden gesteld aan de motivering van gunningsbeslissingen afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid geldt dat de motivering onder meer zal inhouden bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver, en bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
5.3
Het College stelt voorop dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium. Dat roept mogelijk enige spanning op met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het hoeft niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Gelet op de taak van de beoordelingscommissie – waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen en in dit geval voor het College ook is komen vast te staan – om de inschrijvingen te beoordelen en te toetsen aan de vereisten van de Aanbestedingsleidraad, heeft zij de nodige (beslissings)ruimte om tot deze beoordeling te komen en dit te motiveren. Het College moet dus de beoordeling van de kwalitatieve criteria terughoudend toetsen.
5.4
Het College is van oordeel dat GS, onder verwijzing naar het advies van de beoordelingscommissie, deze scores redelijkerwijs heeft kunnen vaststellen en deze ook voldoende heeft gemotiveerd. Uit deze motivering blijkt namelijk allereerst welke scores Transdev en Qbuzz per gunningscriterium hebben gekregen. Verder blijkt uit deze motivering hoe de beoordelingscommissie de inschrijving van Qbuzz op de verschillende gunningscriteria heeft beoordeeld en gewaardeerd. Per gunningscriterium heeft de beoordelingscommissie in een “samenvattend oordeel” te kennen gegeven welke maatregelen overtuigen en waarom, en welke maatregelen dat niet of minder doen. Daarnaast heeft de beoordelingscommissie bij de “nadere motivering” per maatregel concreet uiteengezet waarom deze (mitigerende) maatregelen (niet) overtuigen en in voorkomend geval te kennen gegeven wat er ontbreekt. Ook heeft de beoordelingscommissie inzicht gegeven in de relatieve voordelen van de winnende inschrijving door aan te geven op welke punten de inschrijving van Transdev de beoordelingscommissie nog meer heeft overtuigd en op welke punten Transdev nog beter inspeelt, met welke maatregelen dit met name tot uiting komt, en dat Transdev beheersmaatregelen concreter heeft uitgewerkt en de haalbaarheid beter heeft onderbouwd. Naar het oordeel van het College strekt de motiveringsplicht niet zo ver dat GS aan de hand van concrete voorbeelden moet aantonen dat de maatregelen die Transdev heeft aangeboden beter zijn beoordeeld dan de maatregelen van Qbuzz. Hierbij is ook van belang dat voor het College is komen vast te staan dat de inschrijving van Transdev voldoet aan het niveau van de uitvraag zoals die blijkt uit de Aanbestedingsleidraad.
Slotsom
6 Dit betekent dat de beroepsgronden van Qbuzz niet slagen. Het beroep van Qbuzz is dus ongegrond. GS hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M. Schoneveld en mr. P. Glazener, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.
w.g. J.H. de Wildt w.g. P.M. Beishuizen

Bijlage

Wet personenvervoer 2000 (Wp2000)Artikel 20, tweede lid,
Bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor openbaar vervoer, anders dan openbaar vervoer per trein, zijn gedeputeerde staten.
Artikel 44, eerste en tweede lid
1. De concessieverlener stelt ten behoeve van de verlening van een concessie, met uitzondering van een concessie als bedoeld in artikel 64, eerste lid, een programma van eisen vast.
2. Het programma van eisen heeft in elk geval betrekking op:
a. de bereikbaarheid in het gebied waarvoor een concessie wordt verleend en op de functie van het openbaar vervoer voor degenen die daarvan afhankelijk zijn;
b. de algemene eisen die aan het te verrichten openbaar vervoer worden gesteld;
c. de afstemming met het openbaar vervoer in aangrenzende gebieden, alsmede met andere vormen van personenvervoer;
d. de afstemming met milieudoelstellingen van de concessieverlener;
e. de te benutten infrastructurele voorzieningen.
Besluit personenvervoer 2000Artikel 37
1. Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van Verordening (EG) 1370/2007 nadere regels worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop aanbesteding van concessies voor openbaar vervoer plaatsvindt.
2. Voor zover de wet niet anders bepaalt, wendt een concessieverlener zich zonder discriminatie en onder dezelfde voorwaarden als die welke hij voor gegadigden of inschrijvers in Nederland stelt, tot ondernemers in andere lidstaten en in overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die voldoen aan de vereisten gesteld krachtens richtlijn nr. 2004/18/EG, en handelt hierbij transparant.
Artikel 38
Het besluit tot concessieverlening geschiedt op grond van gunningscriteria nadat de geschiktheid van de vervoerders die niet uit hoofde van de wet, artikel 37 of andere door de concessieverlener bij de aanbesteding gestelde voorwaarden zijn uitgesloten, door de concessieverlener is vastgesteld.
Aanbestedingsleidraad ten behoeve van de Europese openbare aanbestedingsprocedure tot het verlenen van de Concessie Utrecht Binnen en Concessie Utrecht Buiten
1.1
Inleiding
(…)
Op het aanbesteden c.q. het verlenen van de OV-concessies zijn de Wp2000, het Besluit personenvervoer 2000 (Bp2000) en de Verordening (EG) 1370/2007 over openbaar personenvervoer per spoor en over de weg (PSO verordening) van toepassing. Deze Aanbestedingsleidraad geldt daarbij als een aanbestedingsreglement in de zin van artikel 50 van de Wp2000. De Aanbestedingswet 2012 is op deze Aanbesteding niet van toepassing. Wel kiest de Provincie ervoor in het kader van de uitsluitingsgronden aansluiting te zoeken bij de Aanbestedingswet 2012. Dit betekent uitdrukkelijk niet dat die wet van toepassing is op deze Aanbesteding.
(…)
3.12
Voorbehouden
(…)
5. (…) Ook het doen van een irreële inschrijving, dat wil zeggen een Inschrijving waarvan vooraf duidelijk is dat die redelijkerwijs niet kan worden nagekomen, is niet toegestaan. De Provincie kan een (…) irreële Inschrijving terzijde leggen.
(…)
5.3
Beoordelingsprocedure
5.3.1
Beoordelingscommissie
De kwalitatieve beoordeling wordt uitgevoerd door een multidisciplinaire beoordelingscommissie. De beoordelingscommissie bestaat uit medewerkers van en adviseurs namens de Provincie. De samenstelling van de beoordelingscommissie kan per afzonderlijk toetsings- en gunningscriterium verschillen en per Perceel verschillen, waarbij de beoordelingscommissie per gunningscriterium voor een van de Percelen uit dezelfde samenstelling zal bestaan (dat wil zeggen: op een gunningscriterium van een Perceel wordt iedere Inschrijver door dezelfde beoordelaars beoordeeld).
De beoordelingscommissie kan ten behoeve van de beoordeling het advies inwinnen van (externe) deskundigen.