Uitspraak
[pachter],
[verpachter],
Het geding in eerste aanleg
f100,-- tot
f1.159,-- in totaal per jaar, ingaande 10 mei 1993, zulks met dien verstande, dat indien de pachter in gevolge artikel 116, onderdeel b, van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444) geen pachtersomslag is verschuldigd, de pachtprijs met maximaal 50% van de waterschapslasten zoals die in het betrokken jaar zijn vastgesteld, kan worden vermeerderd.
Het geding in hoger beroep
f100,-- in totaal per jaar niet te verhogen.
De grieven
f100,-- per jaar is overeengekomen en wel voor onbepaalde tijd; dat zijn zuster nadien voormeld perceel heeft verkocht aan de huidige verpachter, die bij de koop daarvan is
f100,-- per jaar; dat een en ander door de grondkamer bij beschikking van 30 juli 1993 is goedgekeurd; dat hij zich niet kan verenigen met de handelwijze te dezen van verpachter die de grondkamer heeft verzocht om de pachtprijs in de onderhavige pachtovereenkomst te herzien; dat op ca 10 are van het gepachte abusievelijk drie rijen asperges zijn geplant, doch dat op het overige gedeelte van het perceel geen asperges zijn geplant omdat de grond aldaar in de zomer te droog is om een behoorlijke opbrengst te verkrijgen; dat in een groot gedeelte van het perceel kiezel in de bouwvoor voorkomt en dit gedeelte daardoor niet geschikt is voor de teelt van asperges; dat het perceel is omringd door kreupelhout met daarachter bossen en heide waarin veel wilde zwijnen voorkomen, zodat hij ter plaatse geen aardappelen, mais of haver kan verbouwen; dat hij weliswaar een afrastering heeft geplaatst doch dat deze afrastering de wilde zwijnen niet tegenhoudt; dat hij van verpachter noch van de Wildschadecommissie enige schadevergoeding heeft ontvangen; dat het perceel op een afstand van 25 km van zijn woning ligt, met alle vervoerskosten van dien.
Het onderzoek
f270,-- in totaal per jaar in de rede ligt; dat de ingangsdatum van de herziene pachtprijs moet worden bepaald op 10 mei 1995; dat hij ver zoekt om een mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
f1.159,--, ingaande 10 mei 1993.
f100,-- per jaar verschuldigd was. Naar pachter -onweersproken- heeft gesteld was de hoogte van de aanvankelijke pachtprijs en de omstandigheid dat hij deze tot 10 mei 1962 niet hoefde te betalen het gevolg van het feit dat het pachtobject destijds bestond uit woeste grond met heide en struiken. Genoemde pachtprijs is nadien tot 10 mei 1993 ongewijzigd gebleven.