ECLI:NL:CG:2003:1

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
5 december 2003
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
GP11.475
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Heisterkamp
  • A. Valk
  • J. van den Dungen
  • Baron J. de Weichs de Wenne
  • I. Hamelink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake machtiging tot vervanging fruitopstand in pachtzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de verpachter tegen een beschikking van de grondkamer Oost, waarin het verzoek van de pachter om machtiging tot vervanging van fruitbomen werd afgewezen. De Centrale Grondkamer heeft op 5 december 2003 uitspraak gedaan. De pachter had verzocht om vervanging van een appel- en perenopstand op een perceel dat hij van de verpachter gepacht had. De grondkamer had eerder, op 20 maart 2003, het verzoek van de pachter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de pachter reeds voor de beslissing van de grondkamer de fruitopstand had vervangen. De Centrale Grondkamer bevestigde deze niet-ontvankelijkheid, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat geen achteraf machtiging kan worden verleend voor reeds aangebrachte veranderingen. De Centrale Grondkamer oordeelde dat de pachter niet-ontvankelijk moest worden verklaard voor de perceelsgedeelten waar hij al veranderingen had aangebracht. Voor de overige delen van het verzoek werd de beschikking van de grondkamer vernietigd en werd de pachter machtiging verleend tot vervanging van de fruitopstand, met inachtneming van de eerder genoemde voorwaarden.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
5 december 2003
Dossiernummer: GP 11.475
Beschikking
in de zaak van:

[verpachter],

wonende te [woonplaats],
-hierna te noemen: verpachter-
gemachtigde: tot 7 oktober 2003: prof mr G.M.F. Snijders, Wijn & Stael advocaten te Utrecht
-tegen-

[pachter],

wonende te [woonplaats], [adres],
-hierna te noemen: pachter-
gemachtigde: mr. G.J. Schuurman, Schuurman, Koets en De Vries advocaten te ‘s Gravenhage

Het geding in eerste aanleg

De grondkamer Oost heeft bij beschikking van 20 maart 2003, waarvan afschrift aan partijen is verzonden op 31 maart 2003, het verzoek van pachter om machtiging als bedoeld in artikel 30, lid 3, van de Pachtwet tot het vervangen van de versleten appel- en perenopstand van een gedeelte ( groot ca 1.09.00 ha van de percelen, kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], [kadastrale aanduiding] - in de beschikking is vermeld "[kadastrale aanduiding]" -) van de door hem van verpachter gepachte boomgaard, niet-ontvankelijk verklaard.
Voormelde beschikking is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Daarnaar wordt verwezen voor de procesgang in eerste aanleg en de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.

Het geding in hoger beroep

Verpachter is bij een op 28 april 2003 ter griffie ingekomen beroepschrift in beroep gekomen van voormelde beschikking, met verzoek die beschikking te vernietigen en opnieuw te beschikken in die zin dat pachter in zijn inleidend verzoek ontvankelijk wordt verklaard en de door hem gevraagde machtiging, althans voorzover die betrekking heeft op de oude hoge fruitbomen, wordt geweigerd.
Pachter heeft hiertegen verweer gevoerd bij een op 15 mei 2003 ter griffie ingekomen verweerschrift, met verzoek het beroep van verpachter ongegrond te verklaren, althans - indien de Centrale Grondkamer hem in zijn inleidend verzoek wel ontvankelijk zou verklaren - hem te machtigen tot de door hem gewenste vervanging van de verouderde bomenopstand.

De grieven

Verpachter heeft aangevoerd dat de grondkamer in haar bestreden beschikking de percelen onjuist heeft aangeduid; dat die beschikking niet deugdelijk is gemotiveerd; dat bedoelde beschikking onjuist is; dat het inleidend verzoek van pachter ontvankelijk is en dat de door hem gevraagde machtiging moet worden geweigerd.

Het onderzoek

De Centrale Grondkamer heeft ter plaatse een onderzoek doen instellen, waarvan een rapport is opgemaakt dat in afschrift aan deze beschikking is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd.
Bij brief van de griffier van 31 oktober 2003 is een afschrift van dat rapport aan partijen gezonden met kennisgeving dat binnen veertien dagen eventuele bezwaren daartegen kenbaar gemaakt konden worden, dan wel een verzoek om een mondelinge behandeling kon worden gedaan, waarop binnen de gestelde termijn pachter heeft doen weten hierover geen opmerkingen te hebben, terwijl verpachter te kennen heeft gegeven dat hij geen toestemming kan geven om bomen op de percelen [kadastrale gegevens] te vervangen en dat pachter de pacht heeft opgezegd en dat hij daarmee akkoord is gegaan.
Pachter heeft desgevraagd bij een op 19 november 2003 per faxbericht en op 20 november 2003 per post ter griffie ingekomen brief zijn zienswijze met betrekking tot de door verpachter gestelde pachtopzegging schriftelijk aan de Centrale Grondkamer kenbaar gemaakt en daarbij aangegeven dat het hier een herhaling van een door verpachter eerder in andere procedures naar voren gebrachte stelling betreft. Partijen hebben indertijd weliswaar onderhandeld over beëindiging van de pachtovereenkomst maar konden het niet eens worden over de voorwaarden. Ook na herfst 2001 heeft hij de pachtovereenkomst niet opgezegd.
Verpachter heeft hierop nog gereageerd bij een op 21 november 2003 ter griffie ingekomen brief.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

1. Verpachter heeft aangevoerd dat de grondkamer in haar bestreden beschikking perceel [kadastrale aanduiding] ten onrechte heeft aangeduid als [kadastrale aanduiding]. Dienaangaande overweegt de Centrale Grondkamer dat uit de - overige - stukken in eerste aanleg onweersproken blijkt dat vorenbedoeld perceel als kadastrale omschrijving heeft gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], sectie [kadastrale aanduiding]. Bedoeld perceel is door pachter in zijn inleidend verzoek aangeduid met [kadastrale aanduiding].
In het onderdeel met als opschrift "Het verzoek" van de bestreden beschikking is als kadastrale omschrijving van het onderhavige perceel evenwel - kennelijk abusievelijk - vermeld gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], sectie [kadastrale aanduiding].
Niet is gebleken dat verpachter dientengevolge in het kader van de onderhavige procedure in zijn belangen is geschaad. De door verpachter genoemde misslag van de grondkamer doet derhalve in de gegeven omstandigheden niet af aan de rechtsgeldigheid van deze beschikking.
2. Met betrekking tot perceel [kadastrale aanduiding] overweegt de Centrale Grondkamer dat deze kadastrale aanduiding weliswaar door pachter in zijn inleidend verzoek is vermeld, doch dat hij in zijn brief d.d. 16 november 2002 de grondkamer heeft medegedeeld dat hij - kennelijk in genoemd inleidend verzoek - deze kadastrale aanduiding abusievelijk heeft vermeld en dat dit moet zijn: [kadastrale aanduiding]. De grondkamer heeft in het onderdeel met als opschrift "Het verzoek" van de bestreden beschikking als kadastrale omschrijving van bedoeld perceel evenwel vermeld gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], sectie [kadastrale aanduiding]. Dezelfde kadastrale omschrijving is door deskundigen - onweersproken - vermeld in hun rapport van bezichtiging. Aangezien de Centrale Grondkamer ook anderzins geen aanleiding heeft om aan de juistheid van laatstgenoemde kadastrale omschrijving te twijfelen zal zij hiervan uitgaan.
3. De Centrale Grondkamer kan deskundigen volgen in hun in genoemd rapport - onweersproken - neergelegde zienswijze dat de door pachter voorgestane vervanging van fruitbomen niet is aan te merken als een wijziging in de bestemming van het gepachte maar wel als een wijziging in de inrichting en gedaante daarvan. Zij neemt deze zienswijze over.
4. Ingevolge artikel 30, lid 1, van de Pachtwet is de pachter niet bevoegd de bestemming, inrichting of gedaante van het gepachte geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verpachter. Bij gebreke van die toestemming kan de pachter ingevolge lid 3 van genoemd artikel aan de grondkamer machtiging vragen de gewenste verbetering aan te brengen. De grondkamer verleent deze machtiging wanneer door de verandering het algemeen landbouwbelang wordt gediend en geen redelijk belang van de andere partij zich daartegen verzet.
5. Deskundigen hebben - onweersproken - in hun rapport vermeld dat hen bij de bezichtiging ter plaatse is gebleken dat de pachter na ontvangst van de voorlopige mededeling van de grondkamer, gedateerd 27 januari 2003, reeds op twee gedeelten van de oppervlakte waarop zijn verzoek betrekking heeft de daar aanwezige fruitopstand heeft vervangen, te weten ± 0.40.00 ha van perceel [kadastrale aanduiding] (op de aan hun rapport gehechte tekening aangeduid met C) en ± 0.50.00 ha van perceel [kadastrale aanduiding] (op de aan hun rapport gehechte tekening aangeduid met D). Pachter heeft met genoemde vervanging van het fruitopstand derhalve niet gewacht tot het tijdstip waarop over zijn - mede - daarop betrekking hebbend inleidend verzoek onherroepelijk -in beroep- is beslist. Naar het oordeel van de Centrale Grondkamer moet pachter reeds deswege niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn inleidend verzoek voorzover dit betrekking heeft op voormelde perceelsgedeelten.
6. Voorzoveel nodig overweegt de Centrale Grondkamer nog dat van het aan het hiervoor overwogene ten grondslag liggende uitgangspunt, inhoudende dat in beginsel door de grondkamer c.q. de Centrale Grondkamer niet achteraf machtiging kan worden verleend voor een ten tijde van de beslissing op het daartoe strekkend verzoek reeds tot stand gebrachte verandering van het gepachte, slechts kan worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden. In casu zijn die gesteld noch gebleken.
7. Met uitzondering van de hiervoor in rechtsoverweging 5 genoemde perceelsgedeelten kan de Centrale Grondkamer zich vinden in het oordeel van deskundigen, daaronder begrepen de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, dat door de verandering als door pachter voorgestaan het algemeen landbouwbelang wordt gediend en geen redelijk belang van verpachter zich daartegen verzet. Zij neemt dit oordeel met inachtneming van voormelde uitzondering over.

Slotsom

De beschikking, waarvan beroep, moet worden bevestigd voor zover deze betrekking heeft op het inleidend verzoek ven pachter betreffende ± 0.40.00 ha van perceel [kadastrale aanduiding] (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid met C) en ± 0.50.00 ha van perceel [kadastrale aanduiding] (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid met D), zulks evenwel met verbetering van gronden zoals hiervoor overwogen. Overigens moet de beschikking, waarvan beroep, worden vernietigd.

Beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
Bevestigt de beschikking, waarvan beroep, voor zover deze betrekking heeft op het inleidend verzoek van pachter betreffende ± 0.40.00 ha van perceel [kadastrale aanduiding] (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid met C) en ± 0.50.00 ha van perceel [kadastrale aanduiding] (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid met D), zulks evenwel met verbetering van gronden zoals hiervoor overwogen.
Vernietigt de beschikking, waarvan beroep, voor het overige en dienaangaande opnieuw beslissende:
Verleent pachter machtiging als vorenbedoeld tot het vervangen van de hierna omschreven fruitopstand, te weten:
a. een gedeelte van perceel [kadastrale aanduiding], ter grootte van ongeveer 15 x 70 m, waarop thans
19 Winterjannen staan (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid met E);
een op perceel [kadastrale aanduiding] staande rij van 36 Legipont (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid als F);
een gedeelte van perceel [kadastrale aanduiding], ter grootte van ± 0.80.00 ha, waarop thans aanwezig zijn 5 rijen Goudreinet, 4 rijen Elstar en 4 rijen Jonagold (op de aan het rapport van deskundigen gehechte tekening aangeduid met G).
Deze beschikking is gegeven op 5 december 2003 door mrs Heisterkamp, Valk, Van den Dungen en de deskundige leden baron De Weichs de Wenne en ing Hamelink in tegenwoordigheid van mr Bongers als griffier.