In deze zaak heeft de Centrale Grondkamer op 19 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een pachtwijzigingsovereenkomst tussen Beheerstichting Drie Gasthuizen en twee pachters. De zaak betreft de goedkeuring van een pachtwijzigingsovereenkomst waarbij een perceel land werd vergroot met percelen die nog niet eerder tussen partijen verpacht waren. De Centrale Grondkamer heeft aanleiding gezien om haar eerdere zienswijze te heroverwegen, waarbij het onderscheid tussen de bepaling van de hoogst toelaatbare pachtprijs van het reeds verpachte pachtobject en het nieuw toegevoegde land van belang is. De Centrale Grondkamer heeft vastgesteld dat de hoogst toelaatbare pachtprijs van het nieuw toegevoegde land moet worden bepaald op basis van artikel 4, eerste lid van het Pachtnormenbesluit 1995, terwijl de pachtprijs van het reeds verpachte object moet worden vastgesteld volgens artikel 2, derde lid van hetzelfde besluit. Dit leidt tot de conclusie dat er een taxatie moet plaatsvinden door deskundigen om de pachtprijs van het object vast te stellen. De Centrale Grondkamer heeft de deskundigen opdracht gegeven om de hoogst toelaatbare pachtprijs te taxeren en de partijen in de gelegenheid te stellen om hun standpunten hierover kenbaar te maken. De beslissing om de verdere behandeling aan te houden, geeft aan dat de Centrale Grondkamer de zaak zorgvuldig wil afhandelen en de belangen van beide partijen in overweging neemt.