Uitspraak
De erven [naam erflater], zijnde
[verpachtster sub 1], wonende te [woonplaats],
[verpachtster sub 2], wonende te [woonplaats],
[verpachtster sub 3], wonende te [woonplaats],
Centrale Grondkamer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de verpachters tegen een beschikking van de grondkamer Noord, waarin een pachtovereenkomst voor een kortere duur dan de wettelijke termijn werd afgewezen. De verpachters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben in eerste aanleg een verzoek ingediend om goedkeuring voor een pachtovereenkomst van zeven maanden, ingaande op 1 april 2007. De grondkamer heeft deze aanvraag afgewezen en de pachtduur gewijzigd naar de wettelijke duur van zes jaar. De verpachters zijn het hier niet mee eens en hebben beroep aangetekend bij de Centrale Grondkamer.
De Centrale Grondkamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verpachters niet hebben aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een kortere pachtduur rechtvaardigden. De verpachters hebben aangevoerd dat de pachtprijs en de duur van de overeenkomst onredelijk zijn, maar de Centrale Grondkamer heeft deze argumenten verworpen. De Centrale Grondkamer heeft benadrukt dat de goedkeuring van een kortere pachtduur alleen kan worden verleend op basis van bijzondere omstandigheden, die in dit geval niet zijn aangetoond.
Tijdens de mondelinge behandeling is er gediscussieerd over de omstandigheden waaronder de pachtovereenkomst tot stand is gekomen en de gevolgen van de wijziging van de pachtduur. De Centrale Grondkamer heeft geconcludeerd dat de oorspronkelijke pachtovereenkomst moet worden gehandhaafd en dat de verpachters niet in hun verzoek kunnen worden gevolgd. De beschikking van de grondkamer is bevestigd, en de verpachters zijn in hun verzoeken afgewezen. De Centrale Grondkamer heeft de verpachters erop gewezen dat zij de mogelijkheid hebben om de pachtprijs te herzien indien zij overeenstemming bereiken over een verhoging.