ECLI:NL:CRVB:1993:ZB4812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 1993
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AW 91/638
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J. de Vreede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake plaatsing in functie van controleur bij de Regionale Veterinaire Inspectie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van eiser R, die in beroep ging tegen een besluit van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Dit besluit, genomen op 19 januari 1990, verklaarde het bezwaar van eiser tegen zijn plaatsing in de functie van controleur voor Ambtsgebied III bij de Regionale Veterinaire Inspectie ongegrond. Eiser was eerder geplaatst in deze functie op 10 juli 1989, maar was van mening dat hij recht had op een hogere functie als hoofdcontroleur (schaal 9). De bezwarencommissie had echter geconcludeerd dat de plaatsing in de functie van controleur (schaal 8) correct was en dat er geen recht op een hogere functie bestond.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 juni 1993, waarbij eiser in persoon aanwezig was en gedaagde vertegenwoordigd werd door M.J. de Vreede. De Raad heeft de relevante feiten uiteengezet en verwezen naar de eerdere uitspraak van het voormalige Ambtenarengerecht, die het beroep van eiser ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de plaatsing van eiser in de functie van controleur in overeenstemming was met de geldende regels en dat er geen in rechte afdwingbare aanspraak bestond op een hogere functie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat de dienstleiding de vrijheid had om de meest geschikte kandidaat voor de functie van hoofdcontroleur te kiezen.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk de aangevallen uitspraak bevestigd, waarmee het beroep van eiser werd afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak in het geding tussen:
R, wonende te S, eiser,
en
de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, gedaagde.
I. Ontstaan en loop van het geding
Bij het besluit van 19 januari 1990 heeft gedaagde, onder overneming van het advies van de bezwarencommissie, besloten het door eiser ingediende bezwaar tegen de beslissing van het Hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken d.d. 10 juli 1989, waarbij eiser was geplaatst in de functie van controleur voor Ambtsgebied III bij de Regionale Veterinaire Inspectie, ongegrond te verklaren en die beslissing te bevestigen.
Het voormalige Ambtenarengerecht te Haarlem heeft het door eiser tegen dit besluit ingestelde beroep bij uitspraak van 15 oktober 1991, nr. AW 90/25/V, ongegrond verklaard.
Eiser is van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft van contra-memorie gediend.
Het geding is behandeld ter terechtzitting van 17 juni 1993. Eiser is daar in persoon verschenen.
Gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mevr. M.J. de Vreede, werkzaam bij het Ministerie van WVC.
II. Motivering
Voor een uitvoerige uiteenzetting van de relevante feiten zij verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
Overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van de Leidraad WVC 1987 heeft het (plv.) hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken eiser bij beslissing van 10 juli 1989 - conform het plaatsingsvoorstel van de Veterinaire Hoofdinspecteur - met ingang van 1 juli 1989 geplaatst in de functie van controleur voor Ambtsgebied III (Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland) bij de Regionale Veterinaire Inspectie. In afwachting van het door de Minister van Binnenlandse Zaken uit te brengen formatieadvies had deze plaatsing een voorlopig karakter. Nadat het formatieve niveau van de functie definitief was vastgesteld op schaal 8, heeft het hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken eiser bij schrijven van 9 oktober 1989 medegedeeld dat hij met ingang van 1 juli 1989 definitief was geplaatst in genoemde functie.
Eiser heeft tegen de plaatsingsbeslissing bezwaar gemaakt omdat hij in de functie van hoofdcontroleur (schaal 9) geplaatst wenste te worden.
De bezwarencommissie als bedoeld in artikel 16 van de Leidraad WVC 1987 heeft geconcludeerd dat in casu optimaal was voldaan aan het beginsel van “mens volgt werk” en dat een hogere functie niet in het kader van de plaatsingsprocedure kan worden afgedwongen.
Met toepassing van artikel 23 van de Leidraad WVC 1987 heeft gedaagde bij het bestreden besluit, onder ongegrondverklaring van eisers bezwaren, de plaatsingsbeslissing van het hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken bevestigd.
De Raad overweegt het volgende.
In artikel 3, vierde lid, van de Leidraad WVC 1987 is als hoofdregel neergelegd dat, indien een vóór de reorganisatie bestaande functie in de nieuwe organisatiestructuur ongewijzigd blijft bestaan, de medewerker zijn functie behoudt. Gelet op de functiebeschrijving van de functie van controleur vóór en na de reorganisatie en gelet op het gelijk gebleven functieniveau (schaal 8), doet deze situatie zich in eisers geval voor.
De Raad heeft al vaker - ook in gedingen waarin de Leidraad WVC 1987 aan de orde was - geoordeeld dat een ambtenaar in het kader van een reorganisatie in beginsel geen in rechte afdwingbare aanspraak kan maken op plaatsing in een functie op een hoger niveau. Er is geen reden om daarover in eisers geval anders te oordelen.
Waar het gaat om een benoeming in een functie van hoger niveau beschikt het bevoegd gezag over een ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze van de in zijn ogen meest geschikte kandidaat. Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat de dienstleiding bij de vervulling van de door eiser geambiëerde functie van hoofdcontroleur niet de voorkeur had mogen geven aan een van eisers collega”s.
Beslist moet worden als volgt:
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.