Uitspraak in het geding tussen:
de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, gedaagde.
I. Ontstaan en loop van het geding
Bij het besluit van 19 januari 1990 heeft gedaagde, onder overneming van het advies van de bezwarencommissie, besloten het door eiser ingediende bezwaar tegen de beslissing van het Hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken d.d. 10 juli 1989, waarbij eiser was geplaatst in de functie van controleur voor Ambtsgebied III bij de Regionale Veterinaire Inspectie, ongegrond te verklaren en die beslissing te bevestigen.
Het voormalige Ambtenarengerecht te Haarlem heeft het door eiser tegen dit besluit ingestelde beroep bij uitspraak van 15 oktober 1991, nr. AW 90/25/V, ongegrond verklaard.
Eiser is van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft van contra-memorie gediend.
Het geding is behandeld ter terechtzitting van 17 juni 1993. Eiser is daar in persoon verschenen.
Gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mevr. M.J. de Vreede, werkzaam bij het Ministerie van WVC.
Voor een uitvoerige uiteenzetting van de relevante feiten zij verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
Overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van de Leidraad WVC 1987 heeft het (plv.) hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken eiser bij beslissing van 10 juli 1989 - conform het plaatsingsvoorstel van de Veterinaire Hoofdinspecteur - met ingang van 1 juli 1989 geplaatst in de functie van controleur voor Ambtsgebied III (Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland) bij de Regionale Veterinaire Inspectie. In afwachting van het door de Minister van Binnenlandse Zaken uit te brengen formatieadvies had deze plaatsing een voorlopig karakter. Nadat het formatieve niveau van de functie definitief was vastgesteld op schaal 8, heeft het hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken eiser bij schrijven van 9 oktober 1989 medegedeeld dat hij met ingang van 1 juli 1989 definitief was geplaatst in genoemde functie.
Eiser heeft tegen de plaatsingsbeslissing bezwaar gemaakt omdat hij in de functie van hoofdcontroleur (schaal 9) geplaatst wenste te worden.
De bezwarencommissie als bedoeld in artikel 16 van de Leidraad WVC 1987 heeft geconcludeerd dat in casu optimaal was voldaan aan het beginsel van “mens volgt werk” en dat een hogere functie niet in het kader van de plaatsingsprocedure kan worden afgedwongen.
Met toepassing van artikel 23 van de Leidraad WVC 1987 heeft gedaagde bij het bestreden besluit, onder ongegrondverklaring van eisers bezwaren, de plaatsingsbeslissing van het hoofd van de Centrale Directie Personeelszaken bevestigd.
De Raad overweegt het volgende.
In artikel 3, vierde lid, van de Leidraad WVC 1987 is als hoofdregel neergelegd dat, indien een vóór de reorganisatie bestaande functie in de nieuwe organisatiestructuur ongewijzigd blijft bestaan, de medewerker zijn functie behoudt. Gelet op de functiebeschrijving van de functie van controleur vóór en na de reorganisatie en gelet op het gelijk gebleven functieniveau (schaal 8), doet deze situatie zich in eisers geval voor.
De Raad heeft al vaker - ook in gedingen waarin de Leidraad WVC 1987 aan de orde was - geoordeeld dat een ambtenaar in het kader van een reorganisatie in beginsel geen in rechte afdwingbare aanspraak kan maken op plaatsing in een functie op een hoger niveau. Er is geen reden om daarover in eisers geval anders te oordelen.
Waar het gaat om een benoeming in een functie van hoger niveau beschikt het bevoegd gezag over een ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze van de in zijn ogen meest geschikte kandidaat. Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat de dienstleiding bij de vervulling van de door eiser geambiëerde functie van hoofdcontroleur niet de voorkeur had mogen geven aan een van eisers collega”s.
Beslist moet worden als volgt:
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.