ECLI:NL:CRVB:1997:BA9571

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 1997
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96/4377 WAMIL + 96/6821 AAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herziening uitkeringen AAW en WAMIL en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen een uitspraak van de rechtbank te Dordrecht van 22 maart 1996. De zaak betreft de herziening van uitkeringen van gedaagde op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL). De herziening vond plaats na de inwerkingtreding van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, waarbij het Lisv in de plaats trad van de betrokken bedrijfsvereniging. Gedaagde had eerder beroep ingesteld tegen beslissingen van het Lisv, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat gedaagde geen rechtens relevant belang bij vernietiging van de beslissingen had gesteld. De rechtbank veroordeelde het Lisv echter wel in de proceskosten van gedaagde, die door een derde beroepsmatig rechtsbijstand had ontvangen. Het Lisv ging in hoger beroep, uitsluitend tegen de proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling, aangezien gedaagde kostenloze rechtsbijstand had ontvangen van de Stichting Rechtsbijstand Dienstplichtigen, gesubsidieerd door het Ministerie van Defensie. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak voor zover het Lisv was veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
96/4377 WAMIL
96/6821 AAW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
het Landelijk instituut sociale verzekeringen, appellant,
en
[gedaagde], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Met ingang van 1 maart 1997 is de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 treedt het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) in de plaats van de betrokken bedrijfsvereniging. In het onderhavige geval is het Lisv in de plaats getreden van de Bedrijfsvereniging voor Overheidsdien-sten. In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het bestuur van deze bedrijfsvereniging.
Appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank te Dordrecht onder dagtekening 22 maart 1996 tussen partijen gegeven uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 12 augustus 1997, waar voor appellant is verschenen M.J.H. Steeghs, werkzaam bij Gak Nederland B.V., terwijl gedaagde niet is verschenen.
II. MOTIVERING
Bij beslissing van 17 mei 1993 heeft appellant de uit-keringen van gedaagde ingevolge de Algemene Arbeidson-geschiktheidswet (AAW) en de Wet arbeidsongeschikt-heidsvoorziening militairen (WAMIL), welke laatstelijk
werden berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% respectievelijk 45 tot 55%, met ingang van 1 april 1993 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Bij besluit van 20 april 1994 heeft appellant de uit-kering van gedaagde ingevolge de AAW ingaande 1 juli 1994 ingetrokken en gedaagdes uitkering ingevolge de WAMIL met ingang van dezelfde datum herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschikt¬heid van 15 tot 25%.
Gedaagde heeft zowel tegen de beslissing van 17 mei 1993 als tegen het besluit van 20 april 1994 beroep ingesteld.
Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft appellant de rechtbank bij brief van 12 december 1995 bericht dat hij beide hiervoor vermelde beslissingen niet langer hand-haaft.
Vervolgens heeft de rechtbank gedaagde verzocht aan te geven welk belang hij nog heeft bij een vernietiging van de bestreden beslissingen, waarop van de zijde van gedaagde is geantwoord.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, onder overweging dat gedaagde desgevraagd niet een rechtens relevant belang bij vernietiging van de bestreden beslissingen heeft gesteld, het tegen die beslissingen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Voorts heeft de rechtbank bevolen dat appellant het door gedaagde betaalde griffierecht vergoedt en appellant veroordeeld in de proceskosten welke gedaagde in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, welke kosten zijn begroot op f 1.775,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Appellant heeft tegen deze uitspraak hoger beroep inge-steld uitsluitend voor zover hij daarbij is veroordeeld in de proceskosten. In zijn aanvullend beroepschrift heeft appellant -onder aanduiding van gedaagde als verweerder- het volgende aangevoerd:
"Verweerder heeft zich laten bijstaan door de Stichting Rechtsbijstand Dienstplichtigen. Deze stichting wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Defensie en verleent kostenloze rechtsbijstand. Verweerder heeft dan ook terzake van de hem ver-leende rechtsbijstand geen kosten behoeven te maken, zodat naar ondergetekendes oordeel voor een proces-kostenveroordeling geen plaats is. Ondergetekende verwijst naar de bijgevoegde uitspraak van uw Raad van 11 mei 1995, AMP 1994/48+49.".
De Raad, zich beperkend tot dit geschilpunt, kan zich geheel verenigen met dit betoog, zodat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten dient te worden vernietigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuurs¬recht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover appellant daarbij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van f 1.775,-.
Aldus gegeven door mr K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van mr A.W.M. van Bommel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 september 1997.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) A.W.M. van Bommel.
IS