ECLI:NL:CRVB:1999:AA3711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- M.F. van Moorst
- T.L. de Vries
- W.M. Levelt-Overmars
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening uitkeringen AAW/WAO en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante A tegen het Landelijk instituut sociale verzekeringen (gedaagde) betreffende de herziening van haar uitkeringen op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, die als afdelingshoofd ziekenverzorgster werkte, meldde zich op 15 mei 1991 ziek met psychische klachten. Na een periode van ziekengeld ontving zij uitkeringen op basis van de AAW en WAO, die meerdere keren werden herzien. Het bestreden besluit van 15 december 1995 herzag haar uitkeringen van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% naar 25 tot 35% met ingang van 23 januari 1996. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
Appellante ging in hoger beroep, bijgestaan door haar advocaat mr. J.S. Visser. Tijdens de procedure werden verschillende deskundigenrapporten ingediend, waaronder een rapport van neuroloog-psychiater dr. J. Dijkstra en psychiater R.P. Soeters. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat de vaststelling van de resterende verdiencapaciteit op een te smalle basis berustte. De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, en oordeelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schadevergoeding aan appellante, inclusief proceskosten en griffierecht. De Raad stelde de kosten van rechtsbijstand en andere gemaakte kosten vast en veroordeelde gedaagde tot vergoeding van deze kosten.