ECLI:NL:CRVB:1999:AA8787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- S.P. Madunic
- G. van der Wiel
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Besluit tot intrekking van uitkeringen op basis van arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van vervoersvoorzieningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank te Haarlem, die het besluit tot intrekking van de uitkeringen van gedaagde op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had vernietigd. De rechtbank oordeelde dat gedaagde, die sinds 1983 arbeidsongeschikt was door rug- en heupklachten, op de datum van intrekking van de uitkeringen, 1 januari 1995, nog volledig arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat gedaagde volledig arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van gedaagde correct was uitgevoerd en dat er geen medische gronden waren om aan te nemen dat gedaagde niet in staat was om de door een arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Raad ging ook in op de vraag of bij het nemen van een schattingsbesluit rekening gehouden moest worden met vervoersvoorzieningen voor woon/werkverkeer. De Raad oordeelde dat dit niet het geval was en dat de verantwoordelijkheid voor het treffen van dergelijke voorzieningen bij de werknemer zelf ligt. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het inleidend beroep werd alsnog ongegrond verklaard.