ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- A.W.M. van Bommel
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een politieagent wegens onoorbaar gedrag en de procedure rondom het wachtgeldbesluit
In deze zaak gaat het om het ontslag van een politieagent, gedaagde, die na een schorsing op 1 februari 1996 is ontslagen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor zijn functie. Dit ontslag volgde op een besluit van 30 oktober 1995, dat later door de rechtbank te Amsterdam werd vernietigd. Gedaagde had bezwaar gemaakt tegen het ontslag en de weigering van een wachtgelduitkering. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor ontslag onvoldoende waren, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gedaagde ongeschikt was voor zijn functie, onder andere vanwege gedragingen die als bedreiging werden opgevat. De Raad concludeerde dat het ontslagbesluit in stand kon blijven, omdat er geen aanwijzingen waren dat de ongeschiktheid van gedaagde verband hield met ziekte of gebrek. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van gedaagde tegen het ontslag ongegrond. De Raad oordeelde ook dat de weigering van de wachtgelduitkering niet kon worden aangevochten, omdat het besluit niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak werd gedaan op 25 februari 1999.