ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- F.P. Zwart
- T.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraken over kinderbijslag en onderhoudsbijdragen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A tegen twee uitspraken van de president van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem, gedateerd 23 september 1997 en 4 februari 1998, betreffende de toekenning van kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 26 mei 1999 uitspraak gedaan. De Raad verklaart zich onbevoegd voor het hoger beroep tegen de uitspraak van 4 februari 1998, omdat tegen een uitspraak op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep openstaat. De Raad oordeelt dat het hoger beroep tegen de uitspraak van 23 september 1997 niet-ontvankelijk is, omdat het bezwaar tegen het besluit van 29 juli 1997, dat de kinderbijslag voor de eerste drie kwartalen van 1995 weigerde, niet meer relevant is door de latere besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De Raad vernietigt het besluit van de SVB van 9 september 1998, omdat deze niet bevoegd was om het bezwaar tegen het besluit van 3 februari 1998 te behandelen. De Raad oordeelt dat de SVB onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de reiskosten van appellant voor zijn dochter C, die tijdelijk in Suriname verbleef, alleen aan het kwartaal van de reis kunnen worden toegerekend. De Raad stelt dat er ruimte moet zijn voor kosten die de minimaal vereiste onderhoudsbijdrage voor een kwartaal overstijgen, en dat deze kosten niet uitsluitend aan het kwartaal van betaling kunnen worden toegerekend. De Raad vernietigt het besluit van de SVB en bepaalt dat deze opnieuw moet beslissen over de kinderbijslag voor het eerste en tweede kwartaal van 1995.