ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- B. Fijnheer
- W.D.M. van Diepenbeek
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Herziening arbeidsongeschiktheidspercentage en verblijfstitel in het kader van sociale zekerheid
In deze zaak gaat het om de herziening van het arbeidsongeschiktheidspercentage van een appellant die de Turkse nationaliteit heeft en niet over een verblijfstitel beschikt. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank die het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had eerder een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze werd herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat de omstandigheid dat de appellant geen verblijfstitel heeft, ten onrechte is geplaatst in het kader van artikel 2 onder e van het Schattingsbesluit, omdat deze kenmerken betrekking hebben op andere aspecten dan die waarop de appellant doelt. De Raad stelt vast dat de appellant niet in staat is om arbeid te verkrijgen door verblijfsrechtelijke bepalingen en dat dit niet kan worden toegeschreven aan zijn ziekte of gebreken. De Raad overweegt ook dat het beroep op artikel 18 lid 2 van het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers niet slaagt, omdat deze bepaling niet inhoudt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de appellant ongewijzigd moet worden voortgezet. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat de grieven van de appellant in hoger beroep niet slagen.