ECLI:NL:CRVB:2000:AA9653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Ch. de Vrey
- Th.M. Schelfhout
- Rechtspraak.nl
Weigering uitkering op basis van verwijtbare werkloosheid door niet aanvaarden van aangeboden arbeid en bedrijfskleding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A tegen het Landelijk instituut sociale verzekeringen (gedaagde) inzake de weigering van een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering, maar deze werd afgewezen omdat hij verwijtbaar werkloos zou zijn, aangezien hij de aangeboden arbeid niet had aanvaard. Gedaagde had op 29 januari 1997 besloten om de aanvraag van appellant af te wijzen, met als argument dat appellant de aangeboden passende arbeid had geweigerd op grond van persoonlijke opvattingen over de voorgeschreven bedrijfskleding. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door gedaagde op 25 juli 1997.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van gedaagde ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de bezwaren van appellant tegen het dragen van de bedrijfskleding persoonlijke opvattingen betroffen en geen gewetensbezwaren die niet opzij gezet konden worden. De Raad stelde vast dat het dragen van bedrijfskleding een algemeen aanvaard maatschappelijk gebruik is en dat appellant in strijd met de WW de geboden arbeid had geweigerd. De Raad concludeerde dat gedaagde terecht had aangenomen dat appellant de verplichting om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos werd, had overtreden. Gelet op de omstandigheden was gedaagde in beginsel gehouden de uitkering blijvend geheel te weigeren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan op 15 november 2000 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. Th.C. van Sloten als voorzitter en mr. Ch. de Vrey en mr. Th.M. Schelfhout als leden, in aanwezigheid van griffier E. Laudisio.