ECLI:NL:CRVB:2000:AJ9698
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.G. Treffers
- Ch. de Vrey
- N.J. van Vulpen Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering en fictief inkomen in het kader van de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsuitkering van gedaagde door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasbracht. Gedaagde ontving sinds 6 december 1994 een uitkering op basis van de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers, welke per 1 juni 1996 is omgezet naar een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Op 11 juli 1997 heeft appellant de bezwaren van gedaagde tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, met als argument dat gedaagde haar informatieplicht had geschonden. De rechtbank te Roermond heeft het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het besluit van 11 juli 1997 vernietigd, omdat gedaagde in de relevante periode geen inkomen had.
Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden, met de stelling dat gedaagde, gezien de aard en omvang van haar werkzaamheden in het bedrijf van haar ouders, in staat had moeten zijn om loon te bedingen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze grief van appellant gegrond verklaard. De Raad oordeelt dat bij de beëindiging van de uitkering moet worden beoordeeld of gedaagde op de datum van beëindiging recht had op voortzetting van de bijstandsverlening. De Raad stelt vast dat gedaagde op 1 oktober 1996 niet meer voldeed aan de voorwaarden van de Abw, omdat zij in staat was om inkomen te genereren uit haar werkzaamheden.
De Raad vernietigt het besluit van appellant, omdat de schending van de inlichtingenplicht niet voldoende grond biedt voor beëindiging van de uitkering. De rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit blijven echter in stand. Tevens wordt appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op f 710,--. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met mr. J.G. Treffers als voorzitter en mr. Ch. de Vrey en mr. drs N.J. van Vulpen Grootjans als leden, en is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2000.