ECLI:NL:CRVB:2000:BJ5441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- J.H. van Kreveld
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van ongevraagd ontslag wegens plichtsverzuim van politiefunctionaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een disciplinaire straf van ongevraagd ontslag van een politiefunctionaris, appellant, die zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep dat door appellant is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard. De Raad stelt vast dat de disciplinaire straf is opgelegd vanwege verschillende gedragingen van appellant, waaronder het verzenden van privé-post in dienstenveloppen en het ten laste van het korpsbudget brengen van portokosten. Daarnaast is appellant strafrechtelijk veroordeeld voor valsheid in geschrifte, wat ook heeft bijgedragen aan de disciplinaire maatregel.
De Raad merkt op dat de rechtbank de vechtpartij van appellant met een medeweggebruiker buiten beschouwing heeft gelaten, omdat niet kon worden vastgesteld dat appellant hierbij een rol van betekenis heeft gespeeld. De focus ligt op de gedragingen die hebben geleid tot de strafrechtelijke veroordeling en het gebruik van politie-enveloppen voor privédoeleinden. De Raad concludeert dat de opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim, aangezien deze gedragingen de integriteit en betrouwbaarheid van de politie in gevaar hebben gebracht.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de disciplinaire maatregel gerechtvaardigd is. De Raad wijst erop dat de gedragingen van appellant, zowel het gebruik van politie-enveloppen als de valsheid in geschrifte, samenhangen met de verwachtingen die aan politiefunctionarissen worden gesteld. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt bevestigd, en er wordt geen grond gezien voor een veroordeling in de proceskosten.