ECLI:NL:CRVB:2001:BB8722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- D.J. van der Vos
- Ch. J.G. Olde Kalter
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de eerste terugvorderingshandeling
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De appellant, het Lisv, heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank aangevochten die het bestreden besluit van 29 november 1996 had vernietigd. Dit besluit betrof de terugvordering van een uitkering die over de periode van 1 mei 1994 tot en met 30 april 1995 was betaald. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet bevoegd was om terug te vorderen over de periode vóór 1 december 1996, omdat de eerste terugvorderingshandeling niet correct was gecommuniceerd. De appellant stelde echter dat de brief van 26 april 1996, waarin de terugvordering werd aangekondigd, als de eerste terugvorderingshandeling moest worden beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant overwogen en geconcludeerd dat de brief van 26 april 1996 inderdaad als de eerste terugvorderingshandeling kan worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de wijziging van de grondslag voor de terugvordering, van het buiten aanmerking laten van arbeidsongeschiktheid naar het niet uitbetalen van de uitkering, geen invloed had op de kennisgeving aan de gedaagde. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het inleidend beroep tegen het besluit van 29 november 1996 alsnog ongegrond verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk hebben genomen en deze in het openbaar is uitgesproken op 19 juni 2001.