ECLI:NL:CRVB:2001:BJ7813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van schooldirecteur wegens onzedelijke handelingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een schooldirecteur die disciplinair ontslag heeft gekregen wegens onzedelijke handelingen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 27 mei 1999. De directeur, werkzaam bij een school, heeft zich schuldig gemaakt aan het betasten van meisjes uit de hoogste groepen op onzedelijke wijze. Dit gedrag leidde tot een besluit van de bestuurscommissie van de school om hem op grond van artikel II-D3 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel disciplinair te ontslaan.
De rechtbank heeft het beroep van de directeur ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de bestuurscommissie correct had gehandeld. De directeur heeft in hoger beroep zijn grieven herhaald, maar de Raad onderschrijft de feitenvaststelling van de rechtbank en de overwegingen die zijn gegeven over de waarde van de verklaringen van de directeur. De Raad is van mening dat de gedragingen van de directeur als ernstig plichtsverzuim moeten worden aangemerkt, wat een onvoorwaardelijk ontslag rechtvaardigt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen. De beslissing wordt openbaar uitgesproken op 15 maart 2001, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad de uitspraak ondertekenen. De Raad ziet geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.