ECLI:NL:CRVB:2002:AD9984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- W.D.M. van Diepenbeek
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van betaling griffierecht in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep diende, ging het om de tijdigheid van de betaling van het griffierecht in het kader van een hoger beroep. Appellante, vertegenwoordigd door mr. A.H. Westendorp, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak kwam aan de orde na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats trad van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De kern van het geschil was of het griffierecht tijdig was voldaan. De gemachtigde van appellante stelde dat het griffierecht op 24 juni 2000 was gestort, maar de Raad ontving een brief van gedaagde waarin werd gesteld dat de datum van bijschrijving op de rekening van de Raad bepalend was voor de tijdigheid. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht op 25 juni 2000 valutair was bijgeschreven, wat één dag voor de deadline was. Hierdoor oordeelde de Raad dat het griffierecht tijdig was voldaan en het hoger beroep ontvankelijk was. De eerdere uitspraak van 28 februari 2001 werd vervallen verklaard en het verzet tegen de uitspraak van 4 augustus 2000 werd gegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan op 23 januari 2002.