ECLI:NL:CRVB:2002:AO7751
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- M.C.M. Hamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsuitkering en verzoek om bijstand voor minderjarige dochter
In deze zaak hebben appellanten, een echtpaar uit Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam bevestigd, waarin het verzoek van appellanten om bijstandsverlening voor hun minderjarige dochter werd afgewezen. Appellanten ontvingen sinds 19 april 1996 een bijstandsuitkering naar de norm voor een echtpaar, maar hadden eerder, in een brief van 28 april 1998, verzocht om bijstand voor hun dochter, die sinds 3 januari 1997 in Nederland woonde. Gedaagde verklaarde het bezwaarschrift van appellanten ongegrond, omdat er volgens hen geen verzoek om bijstand voor de dochter was gedaan. De rechtbank bevestigde dit oordeel, en appellanten gingen in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat de brief van appellanten niet als een verzoek om bijstand voor de dochter kon worden opgevat. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en het standpunt van gedaagde, dat er geen recht op bijstand voor de dochter bestond, omdat zij op het moment van de aanvraag jonger was dan 18 jaar en geen zelfstandig recht op bijstand had. De Raad concludeerde dat de kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 18 jaar geacht worden te kunnen worden voldaan uit de bijstandsuitkering van de ouders.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 24 december 2002.