ECLI:NL:CRVB:2003:AF5071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van niet-ontvankelijkheid van bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door [bedrijfsnaam], vertegenwoordigd door mr. W.W. Jansen, tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 mei 2002. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant, dat was ingediend tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 22 mei 2001. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, en appellant stelde dat gedaagde onterecht de bezwaartermijn had verkort van zes naar vier weken, wat leidde tot een niet-ontvankelijkverklaring op basis van een termijnoverschrijding van één dag.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 januari 2003, waarbij partijen niet verschenen. De Raad oordeelde dat gedaagde appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat appellant niet voldeed aan de formele vereisten van het bezwaarschrift zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op proceskosten.
De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de beleidsregels van gedaagde ten aanzien van het herstellen van vormverzuimen niet onredelijk waren. Appellant had de gelegenheid gekregen om het verzuim te herstellen, maar had dit niet binnen de gestelde termijn gedaan. De Raad concludeerde dat gedaagde op juiste gronden had gehandeld en bevestigde de aangevallen uitspraak.