ECLI:NL:CRVB:2003:AF5072
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake correctienota's door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn bezwaar tegen correctienota's van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant had op 17 juli 2002 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 8 mei 2002, waarin de rechtbank oordeelde dat de appellant de termijn van zes weken voor het indienen van zijn bezwaarschrift, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet had nageleefd. De rechtbank had het onderzoek heropend om gedaagde te vragen of appellant uitstel had gevraagd voor het indienen van zijn bezwaarschrift. Gedaagde overhandigde een telefoonnotitie waaruit bleek dat appellant op 16 juni 2000 om uitstel had verzocht.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel appellant uitstel had gekregen, hij zijn bezwaar te laat had ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij niet had verwacht geconfronteerd te worden met de niet-ontvankelijkverklaring, aangezien hij met goedvinden van gedaagde zijn bezwaar later mocht indienen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de overschrijding van de bezwaartermijn geen geschilpunt was tussen partijen, maar dat de Raad zich ambtshalve moest uitspreken over de tijdigheid van het indienen van het bezwaarschrift. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding en dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk.