ECLI:NL:CRVB:2003:AF6434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank te Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de opposant is ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank dateert van 24 oktober 2001 en de Raad van Beroep heeft op 4 april 2002 deze niet-ontvankelijkheid bevestigd. De opposant, vertegenwoordigd door mr. S.J. Schaap, heeft hiertegen verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 20 februari 2003 zijn zowel de opposant als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de geopposeerde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd was door mr. P.G.J. Reurings.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn motivering aangegeven dat de termijn van zes weken voor het indienen van het beroepschrift niet in acht is genomen en dat er geen redenen zijn gevonden om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet van de opposant is ongegrond verklaard, waarbij de Raad benadrukt dat de gevolgen van het handelen of nalaten van de gemachtigde volledig voor rekening komen van de opposant zelf.
De Raad heeft ook aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in tegenwoordigheid van griffier A.H. Huls, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2003.