ECLI:NL:CRVB:2003:AI1805

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/1689 CSV e.a.
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.J. van der Net
  • H. Bolt
  • Th.M. Schelfhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een boete wegens onjuiste en/of onvolledige loonopgave door een ziekenfonds

In deze zaak gaat het om de oplegging van een boete aan [naam ziekenfonds] Dienstverlening Ziekenfonds Verzekeringen N.V. door het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), wegens het doen van een onjuiste en/of onvolledige loonopgave over het jaar 1998. Het bestuursorgaan had op 12 januari 2000 een boete van € 423.722,26 opgelegd, die door [naam ziekenfonds] werd betwist. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van [naam ziekenfonds] gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar het bestuursorgaan ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat [naam ziekenfonds] grove schuld had, maar dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de ernst van de gedragingen. De Raad overwoog dat [naam ziekenfonds] het initiatief had genomen tot opheldering van de geconstateerde verschillen en dat er geen opzet of intentie tot benadeling van het bestuursorgaan was. De Raad besloot de boete te verlagen met 50% tot € 211.861,13 en veroordeelde het bestuursorgaan in de proceskosten van [naam ziekenfonds] tot een bedrag van € 644,--. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, maar op andere gronden.

Uitspraak

01/1689 CSV
01/1694 CSV
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, hierna: het bestuursorgaan,
en
[naam ziekenfonds] Dienstverlening Ziekenfonds Verzekeringen N.V., gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: [naam ziekenfonds].
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze gedingen wordt onder het bestuursorgaan tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 12 mei 2000, hierna: het bestreden besluit, heeft het bestuursorgaan ongegrond verklaard de bezwaren van [naam ziekenfonds] tegen het besluit van 12 januari 2000, inhoudende de oplegging van een boete van € 423.722,26
(f 933.761,--) wegens het doen van een onjuiste en/of onvolledige loonopgave onder de registratie van een administratief verzuim.
De rechtbank Rotterdam heeft het namens [naam ziekenfonds] ingestelde beroep bij uitspraak van 6 februari 2001 gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bestuurs-orgaan veroordeeld in de proceskosten van [naam ziekenfonds] en bepaald dat het bestuurs-orgaan het betaalde griffierecht aan [naam ziekenfonds] dient te vergoeden.
Namens [naam ziekenfonds] is mr. G.C. Boot, advocaat te Amsterdam, op bij aanvullend beroepschrift van 18 mei 2001 aangevoerde gronden van die uitspraak bij de Raad in hoger beroep gekomen.
Het bestuursorgaan is op bij aanvullend beroepschrift van 12 juni 2001 (met bijlagen) aangevoerde gronden van die uitspraak bij de Raad in hoger beroep gekomen.
Partijen hebben bij schrijven van 11 juli 2001 en 31 augustus 2001 van verweer gediend.
De gedingen zijn behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 juli 2003, waar namens [naam ziekenfonds] is verschenen mr. M. Driesse, manager van de afdeling juridische zaken, bijgestaan door mr. M.S.A. Vegter, kantoorgenoot van mr. Boot, voornoemd. Het bestuursorgaan heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.M. Kos, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij het bestreden besluit heeft het bestuursorgaan de bezwaren van [naam ziekenfonds] tegen het opleggen van een administratieve boete ter zake van het over het jaar 1998 onjuist en/of onvolledig doen van loonopgave ongegrond verklaard en het geregistreerde verzuim gehandhaafd.
De rechtbank heeft het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de verplichting tot het doen van een (juiste) loonopgave eenzijdig op de werkgever rust. Gelet op de van de zijde van het bestuursorgaan genomen initiatieven teneinde een onjuistheid van de loonopgave op te helderen, kan niet worden gesteld dat [naam ziekenfonds] nimmer een verzoek tot informatie dan wel een verzoek tot het doen van een onderzoek heeft gehad met betrekking tot de verstrekte loonopgave. Derhalve heeft het bestuursorgaan terecht de conclusie getrokken dat sprake is van opzet of grove schuld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de hoogte van de boete niet evenredig is met de ernst en de mate van verwijtbaarheid van het verzuim van [naam ziekenfonds]. De grond om het beroep gegrond te verklaren, ligt naar het oordeel van de rechtbank in de omstandigheid dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van de besluitvorming niet de nodige kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen, zodat het bestuursorgaan heeft gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
[naam ziekenfonds] kan zich niet verenigen met de overwegingen van de rechtbank die leiden tot het oordeel dat zij geen juiste loonopgave heeft gedaan. Naar de mening van [naam ziekenfonds] heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat de twee door haar aan het bestuursorgaan toegestuurde diskettes met loonopgaven wel een juiste en volledige loonopgave vormen, maar dat zij door de handelwijze van het bestuursorgaan niet meer in staat is dat aan te tonen. Daarnaast is [naam ziekenfonds] van mening dat de rechtbank op juiste gronden heeft overwogen dat niet is gebleken van de ernst en verwijtbaarheid van haar handelingen, maar dat de rechtbank daaraan ten onrechte niet de conclusie heeft verbonden dat er geen sprake was van opzet of grove schuld. Daarnaast heeft [naam ziekenfonds] herhaald dat de door het bestuursorgaan opgelegde boete niet in evenredige verhouding staat met de ernst en omvang van de door haar gepleegde, dan wel nagelaten, handelingen, los van de daaraan verbonden kwalificatie.
Het bestuursorgaan kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat het bij de voorbereiding van de besluitvorming niet de nodige kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De door de rechtbank vermeende onzorgvuldigheid, met name betrekking hebbende op de vernietiging van de diskettes, rechtvaardigt naar de mening van het bestuursorgaan niet de conclusie dat niet de nodige kennis is vergaard omtrent de relevante feiten. Het bestuursorgaan heeft daartoe opgemerkt dat de verwijtbaarheid van de gedragingen van [naam ziekenfonds] niet is gelegen in de, -betwiste- omstandigheid dat door [naam ziekenfonds] niet aanstonds een juiste en/of volledige jaarloon-opgave over 1998 is gedaan, maar in het niet completeren van die opgave nadat van onvolkomenheden gebleken was en daarvan aan [naam ziekenfonds] mededeling was gedaan. Tevens kan het bestuursorgaan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak omdat naar zijn mening de opgelegde boete van 25% over het door [naam ziekenfonds] over 1998 verschuldigde premiebedrag niet onevenredig is met de ernst en mate van verwijtbaarheid van het verzuim. Daarbij heeft het bestuursorgaan opgemerkt dat het onjuist en/of onvolledig doen van loonopgave gelet op de tekst en toelichting van het boetebesluit de zwaarste verzuimsoort is indien, zoals in onderhavig geval, tevens sprake is van opzet of grove schuld, en dat voor een dergelijk verzuim, bij de eerste keer, een boete van 25% evenredig wordt geacht.
De Raad overweegt dienaangaande als volgt.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat in het onderhavige geval sprake is van grove schuld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de CSV aan de kant van [naam ziekenfonds]. Onder verwijzing naar de overwegingen, die de rechtbank hieromtrent aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd, merkt de Raad op dat een bestuursorgaan is aangewezen op de informatievoorziening van de werkgever. Nadat het bestuursorgaan in het voorliggende geval door middel van het overleggen van de verschillijsten had te kennen gegeven dat het schortte aan de nakoming van de verplichting van [naam ziekenfonds] tot het doen van een juiste loonopgave had [naam ziekenfonds] dit niet op haar beloop mogen laten. Zeker niet nu, zoals later tijdens de looncontrole is gebleken, [naam ziekenfonds] door het maken van een nieuwe uitdraai van alle loongegevens over 1998 op relatief eenvoudige wijze had kunnen aantonen waar de verschillen uit voortvloeiden. Derhalve heeft het bestuursorgaan terecht de conclusie kunnen trekken dat sprake is van (opzet of) grove schuld.
De Raad ziet evenwel anders dan de rechtbank in het vernietigen van de diskettes met loonopgaven geen grond om te oordelen dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van de besluitvorming niet de nodige kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De Raad kan niet inzien omtrent welke relevante feiten en belangen het bestuursorgaan meer kennis had moeten vergaren, aangezien de gestelde verwijtbaarheid immers niet ziet op de -weliswaar betwiste- omstandigheid dat [naam ziekenfonds] niet aanstonds een juiste en/of volledige loonopgaven over 1998 heeft gedaan, maar in het niet completeren van bedoelde opgaven nadat gebleken was van verschillen dienaangaande.
Vervolgens dient de Raad te beoordelen of de door het bestuursorgaan opgelegde boete evenredig is aan de ernst en de mate van verwijtbaarheid van het door [naam ziekenfonds] gepleegde verzuim. De Raad heeft in vaste jurisprudentie overwogen dat, niettegenstaande het gegeven dat zowel artikel 12, tweede lid, van de CSV als het op het derde lid van die bepaling berustende ABC-besluit de vast te stellen verhogingen in percentuele zin voor de daar genoemde categorieën fixeren, als onontkoombare eis van behoorlijk bestuur geldt dat de sanctie van een verhoging, op grond van artikel 12 van de CSV, in evenredigheid dient te zijn met de ernst en mate van verwijtbaarheid van het gesanctioneerde handelen, zodat per geval, gelet op alle van belang zijnde feiten en omstandigheden, binnen de -grenzen van de- in de regelgeving gefixeerde (maximale) percentages telkens nader getoetst dient te worden of de verhoging in absolute zin niet tot een onevenredige sanctie leidt.
Naar aanleiding van de creditnota van het bestuursorgaan over het jaar 1998 heeft [naam ziekenfonds] onverwijld het bestuursorgaan medegedeeld dat de door het bestuursorgaan vastgestelde afrekening over 1998 niet juist kan zijn, omdat volgens haar eigen administratie het juiste bedrag aan premies was ingehouden en afgedragen. Naar aanleiding van deze mededeling heeft het bestuursorgaan de creditnota geblokkeerd en is er medio 1999 een verschillenlijst aan [naam ziekenfonds] overhandigd waarmee [naam ziekenfonds] had kunnen en moeten nagaan waardoor de geconstateerde verschillen veroorzaakt werden. Dit heeft [naam ziekenfonds] echter nagelaten in de veronderstelling dat de verschillen waren veroorzaakt door de inmiddels opgeloste problemen met de automatische mbv-meldingen. Zulks naar het oordeel van de Raad ten onrechte.
[naam ziekenfonds] had de gestelde manco's ten aanzien van haar verplichtingen moeten completeren en zich dienaangaande actiever kunnen en moeten opstellen. Naar het oordeel van de Raad rechtvaardigt de ernst van de gedragingen van [naam ziekenfonds] echter niet de hoogte van de opgelegde boete. Daarbij heeft de Raad onder meer in overweging genomen dat [naam ziekenfonds] het initiatief heeft genomen tot opheldering van de geconstateerde verschillen en dat er zeker geen sprake was van de intentie tot benadeling van het bestuursorgaan, zodat de gedragingen van [naam ziekenfonds] haar slechts in beperkte mate verweten kunnen worden. Gelet hierop acht de Raad een verlaging met 50% van de opgelegde boete in evenredigheid met de ernst en de mate van verwijtbaarheid van het verzuim.
De aangevallen uitspraak komt derhalve, zij het op andere gronden, voor bevestiging in aanmerking.
Tenslotte acht de Raad termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten van [naam ziekenfonds] in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.
Derhalve wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt de hoogte van de boete op een bedrag van € 211.861,13;
Veroordeelt het bestuursorgaan in de proceskosten van [naam ziekenfonds] in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. H. Bolt en mr. Th.M. Schelfhout als leden, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2003.
(get.) B.J van der Net.
(get.) R.E. Lysen.