DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie wet en inkomen treedt in dit geding (de Raad van bestuur van) het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit op bezwaar van 26 juli 2001 heeft gedaagde het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag om haar in het kader van de Wet op de reïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) een laptop met spraaksynthesizer voor het volgen van onderwijs te verstrekken ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van deze Raad van 10 april 2003 (reg.nr. 02/2001 REA) is de -met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gewezen- uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 februari 2002 vernietigd voor zover aangevochten, het inleidend beroep tegen het besluit van 26 juli 2001 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Bij brief van 25 april 2003 heeft gedaagde aan verzoekster bericht dat ter uitvoering van bovengenoemde uitspraak aan de betrokken bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige is verzocht de aanvraag te beoordelen.
Vervolgens heeft gedaagde verzoekster bij brief van 18 juni 2003 meegedeeld dat zaken, waarin het er om gaat of een laptop verstrekt moet worden in verband met dyslexie, worden aangehouden voor de duur van een in te stellen grootschalig meritesonderzoek.
Namens verzoekster heeft mr. M.F. Vermaat, werkzaam bij de Stichting de Ombudsman, gevestigd te Hilversum, tegen de in de brief van 17 juni 2003 vervatte weigering een besluit op bezwaar te nemen, op 26 juni 2003 beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage en gelijktijdig verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb.
Bij uitspraak van 4 augustus 2003 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onder meer het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en gedaagde opgedragen om binnen twee weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Gedaagde heeft bij brief van 13 augustus 2003 op bij nader aan te voeren gronden hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemde uitspraak.
Namens verzoekster heeft mr. Vermaat, voornoemd, op de in het verzoekschrift van 15 augustus 2003, met bijlagen, vervatte gronden verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 Awb, inhoudende de verstrekking van de gevraagde laptop.
Vanwege gedaagde is vervolgens aan verzoekster bij brief van 18 augustus 2003 meegedeeld dat met de verstrekking van een daisyspeler in december 2002 reeds is voldaan aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 augustus 2003.
Bij brief van 20 augustus 2003 heeft mr. Vermaat namens verzoekster de gronden van het verzoek nader toegelicht en gereageerd op het in de brief van 18 augustus 2003 vanwege gedaagde gepresenteerde (nadere) standpunt.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 augustus 2003, waar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. M.F. Vermaat, voornoemd. Gedaagde is -daartoe ambtshalve opgeroepen- verschenen bij zijn gemachtigden
mr. M.H. Beersma en drs. P. Philip, beiden werkzaam bij het Uwv.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Nadat de voorzieningenrechter ter zitting een aantal in het onderhavige geval naar voren komende -onder meer in rubriek I vermelde- specifieke omstandigheden onder de aandacht van partijen heeft gebracht, is tussen partijen de navolgende schikking tot stand gekomen.
Gedaagde zal aan verzoekster tot het moment dat gedaagde -met inachtneming van de bevindingen van een (mede) naar aanleiding van de aanvraag van verzoekster vanwege gedaagde in te stellen nader onderzoek- een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen, een laptop met eenvoudige software voor spraak in- en uitvoer in bruikleen verstrekken en tevens een rugzak om het geheel veilig te kunnen transporteren.
Gedaagde zal deze voorziening zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 1 maand na de datum van deze schikking, aan verzoekster verstrekken. Deze verstrekking vindt plaats onder het voorbehoud dat daarmee niet wordt vooruit gelopen op de inhoud van voormelde nadere besluitvorming aan de zijde van gedaagde.
Verzoekster heeft verklaard dat daarmee volledig wordt ingestemd, dat thans in voldoende mate aan het verzoek van
15 augustus 2003 is tegemoet gekomen, alsmede dat geen verzoek wordt gedaan om vergoeding van proceskosten en griffierecht.
Gelet op de in het kader van het onderhavige verzoek tussen partijen tot stand gekomen schikking bestaat, nu daarvan ook overigens niet is gebleken, geen belang meer bij een beoordeling van het in geding zijnde verzoek ex artikel 8:81 van de Awb. Dit dient dan ook wegens vervallen procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W.F. Menkveld-Botenga als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2003.
(get.) E.W.F. Menkveld-Botenga.