Uitspraak
ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
10 januari 2002 aangevoerde gronden.
MOTIVERING
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2003, staat de appellant centraal die in hoger beroep gaat tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem een boete oplegde wegens het niet tijdig melden van zijn werkhervatting. De appellant had van 1997 tot medio 1999 ernstige psychische problemen, waardoor hij niet in staat was zijn persoonlijke belangen te behartigen. Op 23 augustus 1999 hervatte hij zijn werk, maar was zich niet bewust van de verplichting om dit binnen zeven dagen aan het Uwv te melden. De rechtbank had eerder de boete verlaagd, maar de Raad oordeelt dat de appellant, gezien zijn psychische toestand, niet verweten kan worden dat hij niet op de hoogte was van deze verplichting. De Raad concludeert dat de informatieachterstand van de appellant niet is weggewerkt, ondanks zijn herstel. Daarom moet het Uwv afzien van het opleggen van de boete. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep van de appellant gegrond en veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.