ECLI:NL:CRVB:2003:AN9369

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/250 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Bolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2003, is een verzoek om proceskostenvergoeding aan de orde. De zaak betreft een hoger beroep dat door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 december 2000. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.B.A. Bol van Arag Rechtsbijstand, heeft een verweerschrift ingediend. Op 17 september 2003 heeft gedaagde het hoger beroep ingetrokken. Hierop heeft de gemachtigde van verzoeker op 29 september 2003 verzocht om gedaagde in de proceskosten te veroordelen.

De Raad overweegt dat verzoeker kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand in het hoger beroep, waaronder kosten voor het indienen van het verweerschrift en reiskosten. De Raad oordeelt dat er termen zijn om het verzoek om proceskostenvergoeding te honoreren. De kosten worden begroot op € 644,-- plus € 14,70 aan reiskosten, wat het totaal op € 658,70 brengt. De Raad benadrukt dat de veroordeling tot vergoeding van proceskosten in deze uitspraak beperkt blijft tot de kosten van het hoger beroep, aangezien gedaagde al door de rechtbank was veroordeeld tot vergoeding van kosten in eerste aanleg.

In de beslissing veroordeelt de Centrale Raad van Beroep gedaagde in de proceskosten van verzoeker tot een totaalbedrag van € 658,70, te betalen aan de griffier van de Raad. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De Raad verwijst naar artikel 21a van de Beroepswet, dat bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
01/250 WW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21a van de Beroepswet inzake de kosten van het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Gedaagde heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Rotterdam op 4 december 2000 tussen partijen gewezen uitspraak.
Mr. G.B.A. Bol, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand te Leusden, heeft namens verzoeker een verweerschrift ingediend.
Gedaagde heeft bij brief van 17 september 2003 het hoger beroep ingetrokken.
Bij schrijven van 29 september 2003 heeft de gemachtigde van verzoeker verzocht gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
Desgevraagd heeft gedaagde te kennen gegeven geen verweerschrift in te dienen.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
Artikel 21a van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de kosten kan worden veroordeeld.
De Raad stelt vast dat gedaagde het hoger beroep heeft ingetrokken en dat de gemachtigde van verzoeker blijkens het ingezonden formulier proceskosten vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep vordert.
In aanmerking nemende dat van de zijde van verzoeker kosten zijn gemaakt voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, namelijk voor het indienen van een verweerschrift en het verschijnen ter terechtzitting, alsmede gemaakte reiskosten, acht de Raad termen aanwezig om het voorliggende verzoek te honoreren en de voor vergoeding in aanmerking komende kosten te begroten op € 644,-- vermeerderd met € 14,70 aan reiskosten in hoger beroep.
Omdat gedaagde blijkens de aangevallen uitspraak reeds door de rechtbank is veroordeeld tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg blijft de veroordeling tot vergoeding van proceskosten in deze uitspraak van de Raad beperkt tot de proceskosten van het hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt appellant in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag groot € 644,-- + € 14,70 reiskosten = € 658,70, te betalen aan de griffier van de Raad.
Aldus gegeven door mr. H. Bolt in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 november 2003.
(get.) H. Bolt.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
FB/31/10