ECLI:NL:CRVB:2004:AO1706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verschoonbare termijnoverschrijding bezwaarschrift en bewijslastverdeling bij betalingen aan niet met name genoemde personen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de ongegrondverklaring van bezwaren van gedaagde tegen besluiten van het Uwv over correctienota's en boetenota's met betrekking tot premieplichtige loonbetalingen. De rechtbank had het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het Uwv is in hoger beroep gegaan, waarbij gedaagde werd vertegenwoordigd door J.J. Tabak van De Fiscount Adviesgroep.
De Raad constateert dat de bezwaren van gedaagde te laat zijn ingediend, maar oordeelt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit is gebaseerd op een eerdere mededeling van het Uwv over een nieuwe bezwaartermijn. De Raad behandelt vervolgens de inhoudelijke aspecten van de zaak, waarbij de bewijslastverdeling bij betalingen aan niet met name genoemde personen centraal staat. De Raad oordeelt dat het Uwv zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake was van premieplichtige loonbetalingen, zowel voor de handgelden als voor de bedrijfsinventaris.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, veroordeelt het Uwv in de proceskosten van gedaagde en legt een griffierecht op. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Uwv om de bewijslast correct te verdelen en de voorwaarden waaronder premieplichtige loonbetalingen kunnen worden vastgesteld.