ECLI:NL:CRVB:2004:AO2044
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C. Schoemaker
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van opposante, dat is verklaard door de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak van de Raad van 26 juni 2003, waartegen het hoger beroep was ingesteld, had betrekking op een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2003. De Raad oordeelde dat de termijn van zes weken voor het indienen van het beroepschrift niet in acht was genomen en dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Opposante, vertegenwoordigd door mr. R.E. Faijdherbe, diende een verzetschrift in tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 10 december 2003 was alleen de gemachtigde van opposante aanwezig, terwijl de geopposeerde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zich niet had laten vertegenwoordigen. De gemachtigde voerde aan dat hij zijn praktijk zonder personeel uitoefent en dat hij wegens ziekte op de laatste dag van de termijn niet in staat was om het beroepschrift in te dienen.
De Raad oordeelde echter dat de gemachtigde niet aannemelijk had gemaakt dat zijn ziekte hem verhinderde om tijdig te handelen. De Raad vond dat hij redelijkerwijs in staat had moeten zijn om binnen de beroepstermijn een beroepschrift in te dienen, bijvoorbeeld door een voorlopig beroepschrift in te dienen. De stelling van de gemachtigde dat hij door ziekte niet kon werken, werd niet onderbouwd.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Schoemaker als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2004.