ECLI:NL:CRVB:2004:AO2708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J.H. van Kreveld
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Voortzetten van tijdelijke aanstelling van een burgerambtenaar bij het Ministerie van Defensie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, een burgerambtenaar, tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellante was sinds 15 september 1997 in tijdelijke dienst aangesteld bij het Ministerie van Defensie, maar haar aanstelling zou per 1 maart 2000 van rechtswege eindigen. Dit besluit werd door gedaagde, de Staatssecretaris van Defensie, gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
Appellante stelde in hoger beroep dat gedaagde op grond van ongeschreven recht, met name het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, verplicht was haar tijdelijke aanstelling voort te zetten. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de bevoegdheid tot aanstelling in tijdelijke dienst ook de bevoegdheid impliceert om deze niet te verlengen, tenzij er een verplichting zou bestaan tot voortzetting van het dienstverband.
De Raad concludeerde dat gedaagde niet verplicht was de aanstelling voort te zetten, en dat appellante niet kon aantonen dat er een onvoorwaardelijke toezegging was gedaan door een leidinggevende. Ook werd overwogen dat gedaagde zorgvuldig had gehandeld door rekening te houden met het langdurige ziekteverzuim van appellante bij de besluitvorming. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan op 22 januari 2004, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigde. Appellante was in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door medewerkers van het Ministerie van Defensie.