ECLI:NL:CRVB:2004:AO3765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3377 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M.S.E. Wulffraat-van Dijk
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiebeschrijving en functiewaardering van een personeelsadviseur bij Rijkswaterstaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was als personeelsadviseur bij de Stafafdeling Personeel en Organisatie van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de functiebeschrijving en functiewaardering van appellant, die in 1998 was geplaatst in de functie van beleidsadviseur, maar door de minister in een lagere schaal (schaal 11) was ingedeeld als Algemeen Beleidsmedewerker.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant stelde dat de inhoud van zijn functie in mei/juni 1998 al was vastgesteld en dat deze indeling in schaal 12 rechtvaardigde. De Raad oordeelde echter dat de functiebeschrijving niet definitief was vastgesteld en dat er nog discussie was over de inhoud van de functie. De Raad concludeerde dat de minister de vrijheid had om de functie-inhoud op het niveau van schaal 11 te bepalen.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 12 februari 2004.

Uitspraak

02/3377 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Minister van Verkeer en Waterstaat, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 mei 2002, nr. 01/545, waarnaar hierbij wordt verwezen, en nadien nadere stukken ingezonden.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is gevoegd met zaak nr. 02/3426 AW behandeld ter zitting van 27 november 2003, waar appellant in persoon is verschenen. Gedaagde heeft zich laten vertegen-woordigen door mr. E.J. de Lange-Bekker, advocaat te Middelburg, en P.A. Bieleveld, werkzaam bij gedaagdes ministerie. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst; thans wordt in de onderhavige zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Appellant vervulde de functie van personeelsadviseur (schaal 11) bij de Stafafdeling Personeel en Organisatie (hierna: P&O) van de Directie Zeeland van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van gedaagdes ministerie. Deze functie omvatte zowel de taak van personeelsconsulent als werkzaamheden met betrekking tot beleidsontwikkeling.
1.2. In een notitie van 14 augustus 1997 heeft S. - het toenmalig hoofd van P&O - met het oog op een nieuwe opzet van P&O volgens welke eenzelfde persoon niet langer zowel consulent- als adviseurstaken zou verrichten, een blokkenschema met taakvelden ontworpen. Blok C hield onder meer in onderzoek van de behoefte aan en voorbereiding van P&O-beleid, alsmede signaleren en analyseren van knelpunten in het P&O-beleid. S. heeft de betrokken medewerkers verzocht vanaf 1 maart 1998, vooruitlopend op de formele vaststelling van de inhoud en waardering van de functies, al volgens de nieuwe opzet te gaan werken. S. heeft appellant mondeling opgedragen de taken van blok C te verrichten en terzake een concept-functiebeschrijving op te stellen.
1.3. Appellant heeft op 19 mei 1998 de concept-functiebeschrijving aan S. aangeboden. S. heeft dat concept voorzien van correcties aan appellant teruggegeven met de mededeling dat nog afstemming over de inhoud en de werk- en communicatieve relaties tussen de functie van appellant, de functie van personeelsconsulent en de functie van hoofd P&O moest plaatsvinden. Medio juni 1998 is S. als hoofd P&O door B. opgevolgd.
1.4. Bij brief van 24 januari 2001 is appellant op de hoogte gesteld van de nieuwe formatie van P&O per 1 juli 2000 en van het besluit van 12 januari 2001 waarbij hij per 1 juli 2000 in de functie van Algemeen Beleidsmedewerker (schaal 11) bij P&O was geplaatst. Het besluit van 12 januari 2001 is na appellants bezwaar bij het bestreden besluit van 4 september 2001 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant betoogt dat de bij het bestreden besluit gehandhaafde plaatsing als Algemeen Beleidsmedewerker (schaal 11) geen stand kan houden, nu hij per 1 maart 1998 al was geplaatst in de in blok C voorziene functie van beleidsadviseur en de zwaarte van die functie indeling in schaal 12 rechtvaardigde. Daartoe voert hij aan dat de inhoud van die functie in mei/juni 1998 al vaststond, omdat S. de concept-functiebeschrijving toen had gecontroleerd en gecorrigeerd had teruggegeven en omdat volgens een memo van S. van 19 april 2001 "de taken van de functie-inhoud geen wijziging meer zouden ondergaan. Die had ik in essentie immers vastgelegd in het blokkenschema."
3.1. De Raad kan appellant niet volgen. S. heeft op de concept-functiebeschrijving een essentiële wijziging aangebracht door de functiebenaming "Sen. Beleidsadviseur P&O" te vervangen door "beleidsmedewerker P&O" en daarop voorts een vraagteken geplaatst bij de omschrijving van de eerste van de drie hoofdtaken. S. heeft het concept niet, ook niet in geamendeerde vorm, vastgesteld. S. achtte blijkens zijn memo's van 15 september 1998, 10 oktober 2000 en 19 april 2001 nog discussie en afstemming in de P&O-staf nodig over de voorgestelde inhoud en de werk- en communicatieve relaties met de functie van personeelsconsulent en met de functie van hoofd P&O. Reeds nu de inhoud van de in blok C voorziene functie van beleidsadviseur nog in discussie was, stond in mei/juni 1998 nog niet vast dat het om een functie op het niveau van schaal 12 ging. Gedaagde kon dan ook niet de vrijheid worden ontzegd de inhoud van de functie uiteindelijk op het niveau van schaal 11 te bepalen. Derhalve kan het hoger beroep niet slagen.
4. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen termen voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.H. van Kreveld als voorzitter en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2004.
(get.) J.H. van Kreveld.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD
19.01