ECLI:NL:CRVB:2004:AO4633

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5406 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 februari 2004 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellant werd in een eerdere correspondentie op 10 november 2003 en opnieuw op 1 december 2003 gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen, dat vastgesteld was op € 87,--. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan. Volgens artikel 22 van de Beroepswet is het verplicht om griffierecht te betalen bij indiening van een beroepschrift. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was, en heeft het hoger beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en de belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5406 WVG
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op
13 oktober 2003 tussen partijen gegeven uitspraak.
II. MOTIVERING
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij schrijven van 10 november 2003 is appellant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 87,-- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 1 december 2003 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen deze termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2004.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) P.A.M. Hulsdouw.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.