ECLI:NL:CRVB:2004:AO6132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na beëindiging dienstverband
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die zijn dienstverband als magazijnmedewerker bij [werkgever] heeft beëindigd. Appellant had zich in februari 2000 ziek gemeld en verzocht om verlof om naar Suriname te gaan voor medische behandeling. Zijn werkgever weigerde dit verlof, waarna appellant met wederzijds goedvinden zijn dienstverband beëindigde. Na zijn terugkeer in Nederland op 16 augustus 2000, vroeg appellant een WW-uitkering aan, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd geweigerd op de grond dat hij verwijtbaar werkloos was geworden. Het bezwaar tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard, waarna appellant in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank bevestigde de beslissing van het Uwv, waarop appellant hoger beroep instelde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zijn dienstverband had kunnen behouden indien hij zich in Nederland had laten behandelen. De stelling van appellant dat hij gedwongen was om naar Suriname te gaan voor adequate hulp, werd niet onderbouwd met medische verklaringen. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot verminderde verwijtbaarheid konden leiden, en dat de beslissing van het Uwv terecht was. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan op 23 maart 2004 door mr. Th.C. van Sloten, met mr. M.C.M. Hamer als griffier. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak.