[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
Stichting Ziekenfonds VGZ, gevestigd te Eindhoven, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. J. van Delft, advocaat te Nijmegen, op de bij een aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 30 augustus 2001, reg.nr. 99/2289 ZFW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 16 januari 2003 heeft appellante een nader stuk ingezonden, waarop gedaagde bij brief van 21 januari 2003 heeft gereageerd.
Het geding is behandeld ter zitting van 5 februari 2003. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Delft en gedaagde is niet verschenen.
De Raad heeft het onderzoek heropend.
Op verzoek van de Raad heeft gedaagde een aantal nadere stukken ingezonden.
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2004. Appellante is niet verschenen en gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.A.J. van der Laar, werkzaam bij gedaagde.
Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften verwijst de Raad, mede gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Gedaagde heeft bij het primaire besluit van 25 februari 1999 de aanvraag van appellante om vergoeding van het dieetpreparaat Nutrison op grond van het bepaalde bij en krachtens de Ziekenfondswet (Zfw) afgewezen. Deze afwijzing is bij het bestreden besluit van 29 oktober 1999 overeenkomstig het advies van het College voor zorgverzekeringen van
25 oktober 1999 in bezwaar gehandhaafd.
Het bestreden besluit berust op het standpunt van gedaagde dat niet is voldaan aan de in artikel 9, derde lid aanhef en onder d, van het Verstrekkingenbesluit voor de verstrekking van dieetpreparaten gestelde voorwaarde, dat de betrokken verzekerde lijdt aan een ernstige slikstoornis, passagestoornis, resorpsiestoornis, voedselallergie of een stofwisselingsstoornis.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit van 29 oktober 1999 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt naar aanleiding daarvan tot de volgende beoordeling.
Indicatie voor dieetpreparaat
Van een passagestoornis als bedoeld in artikel 9, derde lid, aanhef en onder d, van het Verstrekkingenbesluit is sprake als er een mechanische of dynamische belemmering van het passeren van voedsel of van voedingsproducten in het maag-darmstelsel is.
De Raad stelt op grond van de medische gegevens in het dossier vast dat van een dergelijke situatie niet is gebleken. Dit wordt nog bevestigd door het feit dat appellante zonder problemen producten als groente, aardappelen en fruit eet, welke producten ongeveer 50% van haar dagelijkse voeding vormen.
Evenmin blijkt uit de medische gegevens van een andere stoornis als bedoeld in genoemde bepaling. Dat appellante na het eten van een aantal andere voedingsmiddelen zoals eiwitten, vet en zetmeel lichamelijke en psychische klachten krijgt kan daar niet aan afdoen, nu bij appellante naar objectieve medische maatstaven noch een voedselallergie noch een stofwisselingsstoornis is vastgesteld.
Naar aanleiding van de overige grieven
Bij het bestreden besluit heeft gedaagde in afwijking van het primaire besluit bij wijze van uitlooptermijn alsnog een machtiging voor de verstrekking van het dieetpreparaat Nutrison over de periode van 15 maart 1999 tot 15 september 1999 afgegeven. Naar het oordeel van de Raad heeft gedaagde met het bieden van een uitlooptermijn van zes maanden niet gehandeld in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel.
Appellante heeft nog een beroep gedaan op de Tijdelijke subsidieregeling voor vervangende hulp alsmede coördinatie en organisatiekosten zorgvernieuwing ziekenfondsverzekering van het College voor zorgverzekeringen van 16 december 1999. Hieraan kan appellante echter geen aanspraak op voortzetting van de vergoeding van het dieetpreparaat Nutrison ontlenen, reeds omdat aanspraak op verstrekking ingevolge de Zfw, waarvoor vervangende hulp op grond van de regeling in de plaats zou kunnen treden, ontbreekt.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter en mr.drs. Th.G.M. Simons en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2004.