ECLI:NL:CRVB:2004:AO6541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4448 PSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake herindeling van sectoren binnen de sociale zekerheid

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door eiseres, een culturele instelling, is ingediend tegen een indelingsbesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 19 juni 2003 besloten om eiseres te herindelen van sector 54 (Culturele instellingen) naar sector 44 (Zakelijke Dienstverlening II). Eiseres heeft op 5 september 2003 bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend, buiten de geldende termijn van zes weken zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiseres heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding te wijten was aan de vakantieperiode, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad stelt vast dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden in de risicosfeer van eiseres liggen en dat zij verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift.

De Raad heeft de zaak behandeld op 12 februari 2004, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar algemeen directeur. Na de behandeling heeft de Raad geoordeeld dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 25 maart 2004, waarbij de Raad de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift bevestigde.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4448 OSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[B.V. X.]., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 3 september 2003 heeft verweerder eiseres niet ontvangen in haar bezwaren tegen de indelingsbeslissing van 19 juni 2003 wegens overschrijding van de geldende bezwaartermijn.
Namens eiseres is J. [naam algemeen directeur], algemeen directeur van eiseres, bij brief van 5 september 2003 tegen dit besluit bij de Raad in beroep gekomen.
Verweerder heeft bij brief van 11 november 2003 van verweer gediend.
Eiseres heeft bij brief van 28 januari 2004 nog nadere stukken in geding gebracht.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 12 februari 2004, waar voor eiseres is verschenen J. [naam algemeen directeur], voornoemd, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door R.J.L. van Wijk, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of verweerder eiseres bij besluit van 3 september 2003 op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het feit dat eiseres bij het instellen van bezwaar de ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken, niet in acht heeft genomen, en dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat eiseres niet in verzuim is geweest.
Bij besluit van 19 juni 2003 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld te hebben besloten tot een herindeling van eiseres van sector 54. Culturele instellingen naar sector 44. Zakelijke Dienstverlening II. Bij brief van 14 augustus 2003 heeft [naam algemeen directeur], voornoemd, namens eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In dit bezwaarschrift schrijft [naam algemeen directeur], voornoemd: "In verband met de vakantieperiode is uw brief mij pas deze week onder ogen gekomen, vandaar dat ik per ommegaande reageer".
De Raad stelt vast dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Met verweerder is de Raad van oordeel dat het door eiseres aangevoerde argument voor het te laat indienen van het bezwaarschrift in de bezwaarprocedure geen steekhoudende redenen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Naar het oordeel van de Raad mocht verweerder er terecht van uitgaan dat met bovenvermelde mededeling verwezen werd naar omstandigheden die betrekking hadden op de gevolgen van de vakantieperiode in het bedrijf van eiseres. Deze argumenten liggen in de risicosfeer van eiseres en eventuele gevolgen daarvan dienen voor rekening en risico van eiseres te komen.
Gelet op het voorgaande dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht geen termijn aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G. van der Wiel in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2004.
(get.) G. van der Wiel
(get.) A. Kovács