ECLI:NL:CRVB:2004:AO7533

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/4952 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor kosten van een gerechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van een gerechtelijke procedure werd afgewezen. De rechtbank had op 7 augustus 2001 geoordeeld dat de Wet op de rechtsbijstand (WRB) een toereikende voorziening biedt voor de kosten van juridische procedures, en dat artikel 17, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) in beginsel aan de toekenning van bijzondere bijstand voor deze kosten in de weg staat. Appellant heeft zijn hoger beroep gemotiveerd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft, net als de rechtbank, geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien.

De Raad overweegt dat appellant geen rechtsbijstand heeft aangevraagd onder de WRB en dat hij heeft aangegeven geen gebruik meer te willen maken van deze mogelijkheid vanwege slechte ervaringen met advocaten. Hij wenst bijstand van een advocaat buiten de WRB om, maar dit zou aanzienlijke kosten met zich meebrengen die niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad concludeert dat er geen zeer dringende redenen aanwezig zijn om in afwijking van de regels bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
01/4952 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 7 augustus 2001 tussen partijen gewezen uitspraak met reg.nr. AWB 00/4184 NABW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Gedaagde en appellant hebben desgevraagd nog inlichtingen verstrekt.
Het geding is behandeld ter zitting van 10 februari 2004, waar appellant in persoon is verschenen, terwijl gedaagde zich, zoals tevoren bericht, niet heeft doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Appellant heeft bij schrijven van 17 mei 2000 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een tegen de gemeente Diemen te voeren gerechtelijke schadeprocedure.
Bij besluit van 22 mei 2000 heeft gedaagde die aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 2000 heeft gedaagde de tegen het besluit van 22 mei 2000 gemaakte bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het besluit van 15 augustus 2000 beroep ingesteld. De rechtbank heeft zich bij de aangevallen uitspraak geheel met het standpunt van gedaagde kunnen verenigen en het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft de aangevallen uitspraak in hoger beroep gemotiveerd bestreden.
De Raad overweegt het volgende.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Wet op de rechtsbijstand (WRB) voor de kosten van het voeren van een gerechtelijke procedure als een aan de Algemene bijstandswet (Abw) voorliggende, toereikende en passende voorziening is aan te merken en dat artikel 17, eerste lid, van de Abw in beginsel aan toekenning van bijzondere bijstand in bedoelde kosten in de weg staat.
Het derde lid van artikel 17 van de Abw biedt de mogelijkheid om in afwijking van de voorgaande leden, in bedoelde kosten bijstand te verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn. Blijkens de Memorie van Toelichting dient daarbij te worden gedacht aan noodsituaties.
In het geval van appellant staat vast dat hij voor het voeren van een procedure als door hem beoogd geen rechtsbijstand heeft aangevraagd als bedoeld in de WRB.
Appellant heeft te kennen gegeven dat hij van die mogelijkheid geen gebruik meer wenst te maken, omdat hij slechte ervaringen heeft opgedaan met advocaten die in het kader van de WRB optreden. Appellant wenst om die reden te worden bijgestaan door een advocaat buiten de WRB om. In dat geval zal appellant echter aanzienlijke kosten moeten maken, die niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad ziet in het geval van appellant geen aanknopingspunten om te oordelen dat er voor het maken van die kosten zeer dringende redenen aanwezig zijn in de zin van het derde lid van artikel 17 van de Abw. Van een noodsituatie als vorenbedoeld is de Raad ook overigens niet gebleken.
Dat betekent dat gedaagde niet de bevoegdheid toekwam om appellant bijzondere bijstand te verlenen voor de hier besproken kosten.
Ook in hetgeen appellant overigens in hoger beroep nog naar voren heeft gebracht, heeft de Raad geen aanleiding gezien de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden. Die uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2004.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) M.C.M. Hamer.