ECLI:NL:CRVB:2004:AO7651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 december 2003. De uitspraak werd op 6 januari 2004 aan de partijen toegezonden, waarna het beroepschrift op 19 februari 2004 ter griffie werd ontvangen. De Centrale Raad van Beroep diende te beoordelen of het beroepschrift tijdig was ingediend, waarbij de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak.
De Raad overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post geldt dat het beroepschrift tijdig is indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In dit geval is het beroepschrift niet tijdig ingediend, aangezien de termijn liep van 6 januari 2004 tot en met 17 februari 2004.
De appellant stelde dat de termijn voor het instellen van het hoger beroep aanvangt op 7 januari 2004, maar de Raad oordeelt dat de beroepstermijn correct is vastgesteld. De Raad concludeert dat het risico van een niet-tijdige indiening volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Daarom verklaart de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk en legt een griffierecht van € 409,-- op aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 april 2004.