ECLI:NL:CRVB:2004:AO8539
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in verband met studiekosten en lesgeld
In deze zaak heeft verzoekster, een studente, op 13 december 2003 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was gericht op het staken van de invordering van het lesgeld voor het studiejaar 2000 - 2001, terwijl er hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 6 februari 2003 het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit van 24 mei 2002, waarin haar aanvraag voor een tegemoetkoming in de studiekosten werd afgewezen, ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn motivering aangegeven dat er niet voldaan is aan de connexiteitseis, zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Awb. Dit houdt in dat de gevraagde voorlopige voorziening betrekking moet hebben op het bestreden besluit. In dit geval betreft het hoger beroep de tegemoetkoming in studiekosten, terwijl het verzoek om voorlopige voorziening betrekking heeft op de invordering van lesgeld. De voorzieningenrechter concludeert dat deze twee zaken juridisch gezien los van elkaar staan, wat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 maart 2004, waarbij de voorzieningenrechter, mr. J. Janssen, aanwezig was, samen met griffier E. Blijleven-de Vries.