ECLI:NL:CRVB:2004:AO9046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- M.C.M. Hamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor advocaatkosten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor advocaatkosten werd afgewezen. De aanvraag was gedaan op 5 januari 2000 voor een bedrag van f 1.110,37. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam had deze aanvraag op 28 augustus 2000 afgewezen, omdat er geen toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand was verleend. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd door gedaagde ongegrond verklaard op 20 februari 2001. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 maart 2004, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde niet vertegenwoordigd was. De Raad oordeelde dat het besluit van 20 februari 2001 in strijd was met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de aangevallen uitspraak vernietigd moest worden. De Raad benadrukte dat de noodzaak van de gemaakte kosten door appellant aannemelijk gemaakt moest worden met concrete en verifieerbare gegevens.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat de advocaatkosten van appellant niet als noodzakelijke kosten onder artikel 39, eerste lid (oud), van de Algemene bijstandswet (Abw) konden worden aangemerkt, omdat er geen sprake was van een toevoeging. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak, verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand. Tevens werd bepaald dat de gemeente Rotterdam het betaalde griffierecht van € 109,23 aan appellant moest vergoeden.