ECLI:NL:CRVB:2004:AO9332

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/289 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • T. Hoogenboom
  • K. Zeilemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Salarisinschaling van ambtenaar bij fusie van gemeenten

In deze zaak gaat het om de inschaling van een ambtenaar, gedaagde, in haar nieuwe functies na de fusie van de gemeenten Den Ham en Vriezenveen per 1 januari 2001. Gedaagde was voorheen werkzaam bij de gemeente Vriezenveen en had recht op een periodieke verhoging op basis van goed functioneren. De gemeente Twenterand, als opvolger van de fusiegemeente, heeft gedaagde ingeschaald in salarisschaal 8, periodiek 1, wat gedaagde betwistte. Ze stelde dat haar inschaling had moeten plaatsvinden in salarisschaal 8, periodiek 2, omdat haar salarisaanspraken per 1 januari 2001 op basis van haar eerdere functie in salarisschaal 7, periodiek 3, moesten worden vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Almelo vernietigd, die had geoordeeld dat de inschaling van gedaagde niet correct was. De Raad oordeelde dat de gemeente terecht was uitgegaan van het salaris dat gedaagde op 31 december 2000 genoot, en dat de inschaling in salarisschaal 8, periodiek 1, correct was. De Raad benadrukte dat de ambtenaar recht heeft op het salaris dat hoort bij de functie die zij vervult, en dat de gemeente niet in strijd heeft gehandeld met het Sociaal Statuut.

De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven en verklaarde het inleidend beroep ongegrond. Tevens werd er geen vergoeding van proceskosten toegekend, omdat er geen termen aanwezig waren om dit te doen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen in overweging hebben genomen.

Uitspraak

03/289 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand, appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 12 december 2002 nr. 02/315 AW V1 A, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 25 maart 2004, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door
mr. M.J.J. Rutten, werkzaam bij Capra. Gedaagde is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.G.M. van de Veerdonk, werkzaam bij ABVAKABO FNV.
II. MOTIVERING
1.1. Gedaagde was tot en met 31 december 2000 werkzaam als ambtenaar in vaste dienst bij de voormalige gemeente Vriezenveen in een functie met salarisschaal 7, periodiek 2. Op grond van haar goede functioneren is haar met ingang van
1 januari 2001 een periodieke verhoging toegekend. Per 1 januari 2001 zijn de gemeenten Den Ham en Vriezenveen samengevoegd en hebben alle ambtenaren van die gemeenten een aanstelling in algemene dienst gekregen bij de nieuwe gemeente Vriezenveen, vanaf 1 juni 2002 de gemeente Twenterand geheten.
1.2. Bij besluiten van 18 april 2001 is gedaagde per 1 januari 2001 aangesteld in twee deeltijdfuncties, te weten voor 16 uur per week in de functie van werkgelegenheidsconsulent en voor 6 uur per week in de functie van bijstandsconsulent. Het salaris van gedaagde is door appellant in beide functies vastgesteld op salarisschaal 8, periodiek 1.
1.3. Gedaagde heeft zich hiermee niet kunnen verenigen. Haars inziens had zij ingeschaald dienen te worden in salarisschaal 8, periodiek 2. Daarbij heeft gedaagde aangevoerd dat haar in verband met goed functioneren per 1 januari 2001 een periodieke verhoging was toegekend, waarmee appellant bij de vaststelling van haar salarisaanspraken in haar nieuwe functies per 1 januari 2001 ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Bij het bestreden besluit van 12 maart 2002 heeft appellant gedaagdes bezwaren ongegrond verklaard.
1.4. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat ingevolge artikel 6 van het Sociaal Statuut gemeenten Den Ham en Vriezenveen de ambtenaar het salaris en de schriftelijk vastgelegde salarisaanspraken, verbonden aan zijn functie, die hij tot op het moment van de inpassing vervult, behoudt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat het uitgangspunt bij de inpassing van gedaagde per 1 januari 2001 haar salarisaanspraak per die datum moet zijn, te weten salarisschaal 7, periodiek 3, en niet salarisschaal 7, periodiek 2, waarvan appellant is uitgegaan.
2.1. De Raad constateert dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de vraag van welk salarisbedrag dient te worden uitgegaan bij de inschaling van gedaagde in haar nieuwe functies per 1 januari 2001. Indien het standpunt van appellant moet worden gevolgd en wordt uitgegaan van het op 31 december 2000 geldende salarisbedrag van schaal 7, periodiek 2, is gedaagde terecht ingeschaald in schaal 8, periodiek 1. Indien echter, zoals gedaagde en de rechtbank voorstaan, moet worden uitgegaan van het op 1 januari 2001 geldende salaris volgens schaal 7, periodiek 3, moest gedaagde in schaal 8, periodiek 2 worden geplaatst.
2.2. Bij bevordering naar een hogere schaal is artikel 10, eerste lid, onder b, van de Bezoldigingsverordening gemeente Twenterand van toepassing. Op grond van dit artikel wordt bij bevordering naar een hogere salarisschaal het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en de naasthogere periodiek in die oude schaal.
2.3. De Raad is van oordeel dat, uitgaande van een bevordering met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001, onder "het oude salaris" in artikel 10, eerste lid, onder b, van voornoemde Bezoldigingsverordening moet worden verstaan het salaris direct daaraan voorafgaande, derhalve op 31 december 2000. Appellant is derhalve op goede gronden uitgegaan van salarisschaal 7, periodiek 2 en, daarvan uitgaande, is gedaagde terecht geplaatst in salarisschaal 8, periodiek 1. Het bij deze schaal behorende salarisbedrag is meer dan de salarisaanspraak die zij op 1 januari 2001 tegenover de oude gemeente Vriezenveen had, te weten het salarisbedrag behorende bij salarisschaal 7, periodiek 3, zodat niet kan worden gezegd dat appellant in strijd is gekomen met het bepaalde in artikel 6 van het Sociaal Statuut. Ook het gestelde in de brief van 18 december 2000 doet hieraan niet af, nu daarin eenzelfde salarisaanspraak is gegarandeerd als in artikel 6 van het Sociaal Statuut. Dat gedaagde gedurende de eerste maanden van 2001 daadwerkelijk een salarisbedrag volgens schaal 7, periodiek 3 werd uitbetaald, maakt het bovenstaande niet anders, nu die inpassing met terugwerkende kracht is geschied en aldus in de plaats is getreden van de eerder toegekende salarisverhoging met één periodiek.
2.4. Hetgeen overigens van de zijde van gedaagde is aangevoerd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Dat een in eenzelfde positie als gedaagde verkerende collega, die drie maanden eerder in dienst is getreden en als gevolg daarvan reeds vóór 1 januari 2001 voor een periodieke verhoging in aanmerking is gebracht, per die datum wel in salarisschaal 8, periodiek 2, is ingeschaald, is inherent aan het gehanteerde periodiekensysteem.
3.1. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en dat het inleidend beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.2. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. T. Hoogenboom en mr. K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2004.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.J.W. Loots.