ECLI:NL:CRVB:2004:AO9413
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing WUV-uitkering na niet-ondertekend beroepschrift
In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door eiser, vertegenwoordigd door R. Thümann, tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had verzocht om een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij niet als vervolgde kon worden aangemerkt. Eiser stelde dat hij als kind getuige was van de arrestatie van zijn vader door Japanse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, handhaafde haar besluit, omdat er geen objectieve gegevens waren die de claims van eiser ondersteunden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 26 februari 2004, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerster vertegenwoordigd was door J.A. Groeneveld. De Raad overwoog dat het beroepschrift van eiser niet binnen de gestelde termijn was ondertekend, maar dat dit verzuim niet voldoende zwaarwegend was om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag van eiser door de verweerster in redelijkheid kon worden genomen, gezien het ontbreken van bewijs dat eiser als kind getuige was van de arrestatie van zijn vader en het feit dat zijn vader na de oorlog terugkeerde uit krijgsgevangenschap.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de discretionaire bevoegdheid van de verweerster om aanvragen te beoordelen met terughoudendheid moet worden getoetst. De Raad vond geen aanleiding om de verweerster te verplichten tot het vergoeden van proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 8 april 2004.