ECLI:NL:CRVB:2004:AP0311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak heeft appellant, wonende in België, hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2003. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen die appellant niet beviel, waarna hij besloot om in hoger beroep te gaan. Echter, volgens de Beroepswet is het verplicht om griffierecht te betalen bij indiening van een beroepschrift. Appellant werd op 2 december 2003 geïnformeerd over de verschuldigde griffierechten van € 87,- en kreeg de instructie om dit bedrag binnen vier weken te voldoen. Ondanks een herinnering op 24 december 2003, werd het griffierecht pas op 23 januari 2004 betaald, wat buiten de gestelde termijn viel.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was. Hierdoor werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen kostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in aanwezigheid van griffier R.E. Koerts, en werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2004.
Belanghebbenden en het bestuursorgaan hebben de mogelijkheid om binnen dertien weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om over het verzet te worden gehoord.