ECLI:NL:CRVB:2004:AP0513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en wachttijd in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 april 2004, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.G. Evers, en de gedaagde partij werd vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Huijzer van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft voldaan aan de wachttijd van 52 weken onafgebroken arbeidsongeschiktheid, zoals vereist door de WAO. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen onderbouwing is gegeven voor het standpunt van appellante dat zij niet in staat zou zijn om te werken.
De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv de verantwoordelijkheden van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) heeft overgenomen. Appellante was eerder geschikt geacht voor licht, zittend werk, maar haar uitkering werd ingetrokken omdat zij niet aan de vereiste wachttijd voldeed. De Raad heeft in zijn overwegingen ook gekeken naar de medische informatie van de huisarts van appellante, maar heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de geschiktheid van appellante voor de functie van stikster. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.