ECLI:NL:CRVB:2004:AP0527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar wegens te late indiening van gronden
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellante, C.V., door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is getreden van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante heeft op 15 januari 2004 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2003, waarin het beroep tegen het besluit van 11 november 2002 ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet voldeed aan de formele vereisten van het bezwaarschrift zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tijdens de zitting op 11 mei 2004 is appellante niet verschenen, terwijl gedaagde zich liet vertegenwoordigen door mr. F. Verhaart. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 1 juni 2004 bevestigd dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad oordeelde dat appellante voldoende tijd had gehad om haar gronden te formuleren en dat er geen reden was om aan te nemen dat de complexiteit van de zaak meer tijd vereiste. De Raad concludeerde dat het te laat indienen van de gronden niet op gedaagde kon worden afgewenteld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de naleving van de formele vereisten, en bevestigt dat gedaagde op juiste gronden heeft gehandeld door appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar bezwaar.