ECLI:NL:CRVB:2004:AP0550
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring door rechtbank wegens termijnoverschrijding kan geen stand houden
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak is ontstaan na een besluit van 5 oktober 1999, waarin de uitkering van de appellant op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) niet werd herzien. De rechtbank Middelburg had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de bezwaar tegen het besluit van 5 oktober 1999 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J. Bronsveld, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank niet kan standhouden. De Raad stelt vast dat het besluit van 5 oktober 1999 niet op de juiste wijze is bekendgemaakt aan de appellant, waardoor de termijn voor het indienen van bezwaar pas op 1 maart 2002 is aangevangen. Dit betekent dat het bezwaar van de appellant, ingediend op 3 april 2002, tijdig was. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Middelburg voor verdere behandeling.
Daarnaast wordt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voorwaardelijk veroordeeld in de proceskosten van de appellant in hoger beroep, tot een bedrag van € 644, en moet het griffierecht van € 87 vergoeden. De uitspraak is gedaan op 18 mei 2004, na behandeling van de zaak op 6 april 2004, waar de appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl gedaagde niet verschenen was.