ECLI:NL:CRVB:2004:AP0564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin haar verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van haar verhuizing en het opslaan van haar inboedel was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de noodzaak tot bijstandsverlening voortkwam uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Appellante was van mening dat deze beoordeling onterecht was en dat zij de bijzondere bijstand niet als geldlening, maar als gift wilde ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 april 2004, waarbij appellante in persoon aanwezig was en gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. P. Siemerink. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. Volgens artikel 24 van de Abw kan bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt indien de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. De Raad oordeelde dat appellante inderdaad niet had aangetoond dat haar situatie zodanig was dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor haar bestaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde bevoegd was om de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken. De Raad vond geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank te herzien, noch om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De beslissing werd uitgesproken op 25 mei 2004, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde.